Les 2: kenmerken van een blad

Les 2: kenmerken van een blad
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 2: kenmerken van een blad

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
-Herhalingsopgave
-Extra uitleg
-Opgave kenmerken van een blad

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt in een afbeelding van een blad de onderdelen benoemen.
  • Je kunt kenmerken van een blad benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Deel 4 en 5 heten samen?

Slide 4 - Open vraag

Is de bewering juist of onjuist?
Bij de kieming beschermen de zaadlobben het groeiende kiemplantje.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Is de bewering juist of onjuist?
Bij de kieming neemt een zaad water op door de navel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Is de bewering juist of onjuist?
Het poortje is de plaats waar een zaad heeft vastgezeten aan de plant.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Hieronder staan vier gebeurtenissen die voorkomen bij de ontwikkeling van een plant.
Wat is de gebeurtenis die als eerst plaatsvindt?
A
Het worteltje komt naar buiten.
B
Het kiemplantje groeit.
C
De zaadlobben komen boven de grond.
D
De zaadhuid scheurt open.

Slide 8 - Quizvraag

Waaruit ontstaan de eerste blaadjes die boven de grond komen?
A
uit de bloemen
B
uit de zaadlobben
C
uit het poortje

Slide 9 - Quizvraag

Bladeren
Een blad bestaat uit een bladsteel en een bladschijf. Met de bladsteel zit het blad 
aan de stengel vast. Het platte gedeelte van het blad heet de bladschijf.
De vaatbundels van de stengel lopen via de bladsteel door tot in de bladschijf.
In de bladschijf liggen de nerven. De hoofdnerf loopt meestal in het midden van 
het blad. De aftakkingen van de hoofdnerf heten zijnerven. Deze vertakken zich
tot steeds kleine nerven. De nerven bestaan uit vaatbundels. Ze geven stevigheid
aan het blad en zorgen voor het transport van water en voedingsstoffen. Al het
materiaal dat tussen de nerven ligt, noemen we het bladmoes.
Een blad waar geen bladmoes meer in zit, noemen we een bladskelet. Een 
bladskelet bestaat alleen uit nerven. Bladskeletten kun je in de herfst 
gemakkelijk vinden, bijvoorbeeld tussen afgevallen bladeren van 
bomen.

Slide 10 - Tekstslide

Bladvormen
Bladeren van planten kunnen er heel verschillend uitzien. Bij de 
meeste planten bestaat de bladschijf van een blad uit één geheel. 
Zulke bladeren noemen we enkelvoudige bladeren (afb. 36). Op de
plaats waar de bladsteel aan de stengel vastzit, bevindt zich een 
okselknop. 
Er zijn ook planten waarbij de bladschijf uit meerdere delen 
bestaat. Zulke bladeren noemen we samengestelde bladeren 
(afb. 37). De bladschijf bestaat dan uit meerdere blaadje, die 
samen voor één bladsteel verbonden zijn met de stengel. Bij deze blaadjes samen hoort dan ook één okselknop.

Aan de okselknoppen kun je zien of je te maken hebt met enkelvoudige bladeren of met samengestelde bladeren. Bij ieder enkelvoudig blad hoort één okselknop. Hebben meerdere blaadjes samen één okselknop, dan vormen zij samen één samengesteld blad.

Slide 11 - Tekstslide

Nervatuur
De nerven kunnen op verschillende manieren door een blad lopen. Het verloop van de nerven in een blad noemen we nervatuur. In afbeelding 1 t/m 3 zie je drie bladeren met een verschillende nervatuur.  Bij het blad van afbeelding 1 is er één hoofdnerf. De zijnerven lopen vanaf de hoofdnerf naar de bladrand. De nervatuur lijkt een beetje op een vogelveer. Deze nervatuur heet veernervig.
Bij de blad van afbeelding 2 is er niet één hoofdnerf, maar zijn er meerdere grote nerven. De nerven lijken de vorm van een hand te hebben. Deze nervatuur heet handnervig. Meestal zijn er drie, vijf of zeven hoofdnerven. Bij het blad in afbeelding 3 lopen de nerven evenwijdig aan elkaar. Dit noem je parallelnervig. Gras bijvoorbeeld heeft parallelnervige bladeren.

Slide 12 - Tekstslide

Bladrand
Een ander kenmerk van een blad is de bladrand. De bladrand kan gaaf zijn. De rand van het verloopt dan recht. Bij veel bladeren is de bladrand niet gaaf, maar heeft insnijdingen of uitsteeksels. In de afbeelding zie je vijf verschillende type bladranden.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld (paardenkastanje)








Dit blad is een handvormig samengesteld blad met een gezaagde rand. Dit kun je zien: Het blad lijkt op een hand en er zijn meerdere blaadjes die maar één okselknop hebben.

Voorbeeld 











Links is een veervormig enkelvoudig blad met een gave rand. Dit is de te zien aan de veervorm en bij elk blad is er een okselknop te zien, dat maakt het een enkelvoudig blad.
Rechts is een veervormig samengesteld blad met een gave rand. Dit is te zien aan de veervorm en er zijn meerdere bladeren met maar één okselknop.

Slide 14 - Tekstslide

Verder lezen
Lees nog eens over kenmerken van blad via deze link:
https://maken.wikiwijs.nl/141866#!page-5151465

Slide 15 - Tekstslide

Omschrijving
Antwoord
Hiermee zit het blad aan de stengel.
Dit ligt tussen de nerven in een blad.
Dit deel van een blad bestaat uit nerven en bladmoes.
Als in de herfst het bladmoes is weggerot blijft dit van een blad over.
Deze delen zorgen voor de stevigheid.
De delen van een plant liggen in de nerven van een blad.
Vul het schema in.
vaatbundels
bladschijf
bladskelet
bladsteel
bladmoes
nerven

Slide 16 - Sleepvraag

Welk onderdeel wordt aangegeven met nummer 2?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde bladeren?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de nervatuur?

Slide 19 - Open vraag

In de afbeelding zie je een type bladrand. Hoe heet deze bladrand?

Slide 20 - Open vraag

In de afbeelding zie je een type bladrand. Hoe heet deze bladrand?

Slide 21 - Open vraag

Welke nervatuur zie je op de foto? Waaraan zie je dat?

Slide 22 - Open vraag

Welke nervatuur zie je op de foto? Waaraan zie je dat?

Slide 23 - Open vraag

Welke nervatuur zie je op de foto? Waaraan zie je dat?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Link

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 26 - Open vraag

Schrijf 2 dingen op die je deze les geleerd hebt.

Slide 27 - Open vraag