Welke verbindingswoorden kun je toevoegen?Kies uit: zodat, want, maar, terwijl, zodra, doordat
1 Wim houdt van drop, … niet van chocola.
2 Coen stopt het verkeer, … Viktor veilig kan oversteken.
3 Suzanne legt Lotte de wiskundesommen uit, … zij snapt er helemaal niets van.
4 … Monique het beslag klopt, zet Janna de pannen op het vuur.
5 De bossen zien er in dit jaargetijde prachtig uit, … de bladeren van de bomen en struiken verkleuren.
6 … ik voldoende geld heb, zal ik u het geleende bedrag terugbetalen.