Doel: Ik ken de bezittelijk voornaamwoorden in het Duits en kan ze goed gebruiken als ik vertel in watvoor een huis ik woon en met wie én ik kan mijn huis en kamer beschrijven.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
Week 16 Du 2M
Herhaling: het bezittelijk voornaamwoord
Herhaling: alle woorden op blz. 62 en 63
LEREN: de 'Sprachmittel' op blz. 64
Doel: Ik ken de bezittelijk voornaamwoorden in het Duits en kan ze goed gebruiken als ik vertel in watvoor een huis ik woon en met wie én ik kan mijn huis en kamer beschrijven.
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet je nog van het bezittelijk voornaamwoord in het Duits
Slide 2 - Woordweb
"De puntjes op de i"
Neem de tabel op de volgende dia goed door!
Vergelijk deze tabel met de uitleg in jullie boek op blz.44
Zien jullie nu dat het precies hetzelfde is?
Daarna bekijken jullie nog het filmpje op dia 5
En dan gaan jullie zelf aan de slag!
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
4.) Wer hat ______ Auto gesehen?
A
mein
B
meine
Slide 6 - Quizvraag
______ Haus ist groß und dort ist genug Platz für alle.
A
dein
B
deine
Slide 7 - Quizvraag
______ Mutter spielt mit meinem Bruder.
A
mein
B
meine
Slide 8 - Quizvraag
_____ Eltern spielen mit der Katze.
A
Ihr
B
Ihre
Slide 9 - Quizvraag
Unser Auto hat die gleiche Farbe wie _____ Fahrrad.
A
sein
B
seine
Slide 10 - Quizvraag
Haben Sie ______ Sachen wieder gefunden?
A
Ihr
B
Ihre
Slide 11 - Quizvraag
Du gehst ohne ______ Eltern ins Kino.
A
dein
B
deine
Slide 12 - Quizvraag
Vertaal het bezittelijke voornaamwoord!
Let op de hoofdletters, ook aan het begin van een zin!!
Slide 13 - Tekstslide
der Orangensaft Wo steht (jullie) _____ Orangensaft?
Slide 14 - Open vraag
das Eis Ich esse (jouw) _____ Eis auch noch.
Slide 15 - Open vraag
das Lieblingsmusik Was ist (haar) _____ Lieblingsmusik?
Slide 16 - Open vraag
das Glas Können Sie mir (uw) _____ Glas geben?
Slide 17 - Open vraag
die Küche Frau Neumann, (uw) _____ ist sehr modern.
Slide 18 - Open vraag
die Stühle Wo habt ihr (jullie) _____ Stühle gekauft?
Slide 19 - Open vraag
der Supermarkt (Mijn) _____ Supermarkt ist nur eine Straße entfernt.
Slide 20 - Open vraag
die Wohnung Hast du schon (onze) _____ Wohnung gesehen?
Slide 21 - Open vraag
SPRECHEN MIT SPRACHMITTEL
Jullie leren en herhalen nog eens goed de 'Sprachmittel' op blz. 64 ----> afdekken en opschrijven en dan hardop herhalen-herhalen -herhalen !!
Op blz. 51, opdr. 30 luisteren en beantwoorden war je hoort.
Je luistert (online) en spreekt mee: opdr. 31
Je maakt 32 en 33
Tot slot: de huiswerkpdracht --------> zie volgende dia
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Hoe vond je het gaan?
A
heel goed
B
goed
C
moeilijk
D
redelijk
Slide 24 - Quizvraag
Wat heb jij ervan geleerd?
Slide 25 - Open vraag
Hoe ben jij aan het werk gegaan?
Slide 26 - Open vraag
Wat ga jij doen om deze leerstof beter onder de knie te krijgen?
Slide 27 - Open vraag
En nu om te relaxen twee Duitse liedjes
Slide 28 - Tekstslide
0
Slide 29 - Video
0
Slide 30 - Video
Huiswerkopdracht:
Opdracht 37, blz. 55:
Je beschrijft het huis waarin je woont, de mensen die er wonen en jouw eigen kamer.
Hierbij gebruik je zoveel mogelijk bezittelijke voornaamwoorden en woorden uit de woordenlijst.
Je schrijft (netjes en duidelijk!) minimaal 6 zinnen met minstens 8 woorden.
Denk ook aan de hoofdletters, de leestekens en de goede uitgangen van de bez. vnw.
Slide 31 - Tekstslide
INLEVEREN
Deze (duidelijk!) met de hand geschreven zinnen stuur je via Magister naar jouw eigen docent.