les 2B: etalage

Hoofdstuk 7. Inrichting etalage


IBS 3: Dierenspeciaalzaak
MBO niveau 2
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7. Inrichting etalage


IBS 3: Dierenspeciaalzaak
MBO niveau 2

Slide 1 - Tekstslide

0

Slide 2 - Video

Winkelinrichting
Eerste indruk van de winkel: het uiterlijk;
  • Hoe breed zijn de gangpaden
  • Producten logisch ingedeeld?
  • Kan ik iets makkelijk vinden?
  • Inrichting

Plattegrond en/of bouwtekening gebruiken voor winkelinrichting:
  1. Routing
  2. Inventaris
  3. Pui
  4. Displays
  5. Decoratiematerialen

Slide 3 - Tekstslide

Is dit een goede entree?

Slide 4 - Open vraag

AIDA
Aandacht trekken om actief te verkopen:
 een manier om een willekeurige voorbijganger over te halen om bij jou klant te worden.

A = Attention (=aandacht)
I = Interest (=interesse)
D = Desire (= verlangen, ik wil het hebben!)
A = Action (=actie! Kopen!)


Slide 5 - Tekstslide

Zet in de goede volgorde:
Desire
Attention
Action
Interest

Slide 6 - Sleepvraag

Koppel de juiste worden aan elkaar 
Attention
Desire
Interest
Action
Aandacht
actie, kopen
ik wil het hebben
interesse

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Video

Etaleren
  • Zonder presentatie geen verkoop!
  • Buitenpresentatie is net zo belangrijk, je voelt je welkom,
        uitnodigend om binnen te komen.
  • Mensen moeten blijven kijken naar je presentatie of
     etalage, steeds weer iets nieuws zien.
  • Er moet een blikvanger zijn, dit geeft stopkracht.

Discounter etalage of speciaalzaak etalage?


Slide 9 - Tekstslide

Wat is het doel van
een etalage?

Slide 10 - Woordweb

Total look
Winkelruit gunt de voorbijganger een blik in de winkel.
 

Schappen zo indelen dat de klant kan zien wat het assortiment is.

‘visual merchandising’:
Op een aantrekkelijke manier laten zien
wat je in de winkel hebt.

Producten met aantrekkelijke verpakkingen.



Slide 11 - Tekstslide

Open en gesloten etalages
  • Gesloten etalages
      etalage is een gesloten ruimte (door een luik erin)
      klant ziet alleen de etalage, niet de verkoopruimte
  • Open etalages
      geven gelegenheid om in de winkel te kijken

Slide 12 - Tekstslide

Open & gesloten

Slide 13 - Tekstslide

Andere etalagevormen
  • Hoek- of portieketalage
      2 zijden waardoor naar binnen kan worden gekeken
  • Eilandetalage
       inkijk van 4 kanten
  • Vitrine
      uitstalkast, meestal in de winkel zelf

Slide 14 - Tekstslide

Artikel = basis van de presentatie
Op verschillende manieren naar voren brengen:
  • Consumptieverwant etaleren
      artikelen met hetzelfde doel (bijv. hark, bladhark)
  • Productieverwant etaleren
      artikelen van dezelfde grondstof zijn gemaakt
      (bijv. houten meubels, houten plantenbakken)
  • Themaverwant etaleren
      artikelen aan de hand van een bepaald thema
      (bijv. tuinieren; riek, bladblazer, kruiwagen)
Andere verwantschappen
 - merkverwantschap (zelfde merk)
 - prijsverwantschap (dezelfde prijsklasse)
 - stijlverwantschap (in dezelfde stijl)
 - herkomstverwantschap (uit een bepaald land of streek)




Slide 15 - Tekstslide

Wat is componeren?

Slide 16 - Woordweb

De compositie
Compositie  = het ordenen van losse onderdelen tot een geheel.

Tijdelijke elementen = datgene wat in een de etalageruimte wordt geplaatst:
  • De artikelen
  • De opbouwmaterialen
  • De decoraties
  • Prijs- en tekstkaarten
  • Gereedschap en hulpmaterialen

Wisselen steeds als er een nieuwe etalage wordt gemaakt.



Slide 17 - Tekstslide

Met welke 5 elementen wordt gewerkt bij het maken van een compositie?

Slide 18 - Open vraag

Compositievormen
  • Piramide
  • Symmetrie
  • Ritme
  • Asymmetrisch

Slide 19 - Tekstslide

Piramide
Vind je in bijna alle compensaties terug
 

De presentatie of producten lopen vanaf het hoogste punt in de breedte naar beneden.

Kan ook gebruikt worden op een tafelpresentatie waar de klant omheen loopt, alle kanten moeten interessant zijn.


Slide 20 - Tekstslide

Symmetrie
Het werkt als een spiegelbeeld. 
Beide kanten zijn gelijk.

Geeft een rustig en krachtig beeld.

Nadeel: geeft een statisch effect.


Slide 21 - Tekstslide

Ritme
Eén ding is belangrijk: herhaling!


Door de herhaling ontstaat er een krachtig geheel.

Je kunt ook richting geven aan een presentatie.
Zorg wel dat het ritme strak wordt uitgevoerd.


Slide 22 - Tekstslide

A-symmetrisch
Lijkt veel op de piramide, maar hij is spannender om naar te kijken.

Compositie is niet symmetrisch en dat valt op.

Het zwaartepunt ligt in het midden maar deze loopt verschillend naar de zijkanten uit.


Slide 23 - Tekstslide

Wat voor soort
compositie zie je hier?
A
piramide
B
symmetrie
C
ritme
D
A-symmetrisch

Slide 24 - Quizvraag

Wat voor soort
compositie zie je hier?
A
piramide
B
symmetrie
C
ritme
D
A-symmetrisch

Slide 25 - Quizvraag

Wat zouden belangrijke
compositie regels kunnen zijn?

Slide 26 - Woordweb

Compositieregels 
  1. Etaleer niets tegen de achterwanden.
  2. Plaats grote dingen achter, kleine voor.
  3. Plaats grote dingen beneden, kleine boven.
  4. Zorg voor een blikvanger op ooghoogte.
  5. Gebruik bij elkaar passende artikelen.
  6. Gebruik niet te veel verschillende kleuren.
  7. Maak gebruik van de hoogte en de diepte van de etalage.
  8. Verlichting maakt je etalage ruimtelijker door de schaduwwerking en brengt sfeer in de etalage.

Slide 27 - Tekstslide

Het etalageplan
  • Welke seizoensgebonden etalages moeten er worden gemaakt (Dierendag, Pasen, Valentijn, Sinterklaas en Kerst)?
  • Zijn er bepaalde thema’s actueel (bijv. in de lente pups, ,kittens vlooienbestrijding)?
  • Op welke doelgroep stem ik de etalage af?
  • Welke artikelen ga ik centraal stellen bij de seizoenen en thema’s?
  • Ga ik tussen de seizoenen etaleren met een doorsnee van het totale assortiment of kies ik voor het laten zien van een artikelgroep?
  • Wat zijn de mogelijkheden om aanvulling of uitbreiding van het assortiment te accentueren?
  • Als er meerdere etalages zijn: welk thema in welke etalage?
  • Welke tijdelijke elementen – naast de artikelen – moeten voorhanden zijn?
  • Welke decoraties worden er gebruikt?
  • Wie maakt de etalage, maak je die zelf of maak je afspraken met een etaleur buiten het bedrijf?

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag!
Hoofdstukvragen:
H 3 Vissen (deel 1 en 2!)

Leeractiviteiten:
3.7 Reclame maken
3.8 Etalages beoordelen (na schooltijd)
3.9 Productenkennis (op school!)

joinmyquiz.com 
vogels: 0061 8457






Slide 29 - Tekstslide

Product IBS 3: Etalage maken
Je gaat samen met je groepje een etalage maken en deze presenteren.
 

Voorwaarden:
• De docent bepaalt de groepssamenstelling en de groepsgrootte.
• De productengroepen moeten voor de volgende diersoorten zijn:
     vissen, vogels en herpeten.
• Er kan door de docent besloten worden over te gaan tot een individuele beoordeling wanneer het proces hierom vraagt.

De opdracht bestaat uit de volgende onderdelen:
  1. Etalage
  2. Presenteren
  3. Samenwerking


Slide 30 - Tekstslide

1. Etalage
Je gaat samen met je groep een etalage voor een dierenspeciaalzaak ontwerpen;
• De etalage heeft een thema
• De etalage bevat een productgroep en producten
• De etalage heeft een verkoop bevorderende uitstraling
• De compositieregels zijn toegepast in het ontwerp

 Maak een plattegrond van het ontwerp;
• De plattegrond is op schaal
• Bevat een legenda

 Voer het ontwerp uit in een echte etalage;
• Verzamel materialen en producten voor in de etalage
• De docent wijst een plek aan waar de etalage gepresenteerd mag worden


Slide 31 - Tekstslide

2. Presentatie 
Je presenteert de etalage aan het publiek;
• Overtuig het publiek van jullie verkoop bevorderende etalage (toon enthousiasme en passie)
• Licht de gemaakte keuzes toe;
- Thema
- Productgroep
- Producten
- compositieregels
• Stem je verbale en non-verbale communicatie af op je publiek;
- goed verstaanbaar
- spreek levendig
- gebruik vaktermen
- open lichaamshouding
- maak oogcontact
- beantwoordt vragen

Slide 32 - Tekstslide

3. Samenwerking
In de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van dit project werk je samen als groep;
• Organiseer met je groep werkoverleggen /vergaderingen;
- wees actief en betrokken
- toon initiatief
• Maak een logboek met daarin alle werkzaamheden en groepsafspraken;
- planning en taakverdeling
- notulen van de bijeenkomst
- gemaakte afspraken
- aan- afwezigheid groepsleden
• Geef aan het einde van het project je groepsleden feedback:
- positieve feedback
- verbeterpunten
• Reflecteer aan het einde van het project op je eigen handelen, gemaakte werk en gekregen feedback.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide