In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
09.45 - 09.50 uur: Binnenkomst
09.50 - 10.10 uur: Stil lezen
10.10 - 10.20 uur: Startopdracht (bewegen)
10.20 - 10.30 uur: Uitleg theorie woordenschat H3 (+ bespreken huiswerkopdrachten)
10.30 - 10.50 uur: Pauze!!!
* Pak een kaartje uit de bak
* Ga op zoek naar het tegenovergestelde woord
* Bedenk samen een zin waar beide woorden in zitten
* Vul de zin in in lessonup
Aan het einde van de les kun je een tegenstelling vinden in de zin.
Aan het einde van de les weet je welke woorden een tegenstelling aangeven.
Boven - onder
Ik sta boven aan de trap, maar mijn broertje staat onder aan de trap.
Omhoog - Omlaag
Ik wilde met de lift omhoog. Ik drukte echter op het knopje voor omlaag.
Als iets tegenovergesteld is, dan heet dat een tegenstelling.
Zo kun je achter de betekenis van een woord komen.
Tegenstelling vind je door de woorden: maar, echter, toch, daarentegen.
10.50 - 10.55 uur: Binnenkomst
10.55 - 11.00 uur: Uitleg opdrachten (3 t/m 7)
11.00 - 11.25 uur: Aan het werk!
11.25 - 11.30 uur: Afsluiten van de les
Aan het einde van de les kun je een tegenstelling vinden in de zin .
Huiswerk donderdag 14 maart:
Opdracht 3 t/m 7 op de iPad