Reading and writing sentences (Word order)
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Maak de correcte woordvolgorder
1
2
3
4
5
wie
doet
wat
waar
wanneer
Slide 7 - Sleepvraag
Woordvolgorde
Je zet altijd de _________ voor de tijd ____________
Plaats
Tijd
Slide 8 - Sleepvraag
Zet onderstaande onderdelen in de juiste volgrode:
Persoon
Werkwoord
Plaats
Tijd
Slide 9 - Sleepvraag
tijd (wanneer?)
plaats (waar?)
Slide 10 - Sleepvraag
Woordvolgorde
walk
My mum and dad
every afternoon
in the park
Slide 11 - Sleepvraag
have dinner
We
at 5 o'clock
in the livingroom
Slide 12 - Sleepvraag
wie?
bijwoord
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Woordvolgorde met een bijwoord van frequentie
George
outside
tennis
played
never
last summer
Slide 13 - Sleepvraag
wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Woordvolgorde met een bijwoord van frequentie
George
outside
tennis
played
last summer
Slide 14 - Sleepvraag
Word Order
What is the correct word order?
What is the correct word order?
A
You there went last Monday.
B
You there last Monday went.
C
You went last Monday there.
D
You went there last Monday.
Slide 15 - Quizvraag
Word Order
What is the correct word order?
What is the correct word order?
A
Danny went to school yesterday.
B
Went Danny to school yesterday.
C
To school went Danny yesterday.
D
Danny to school went yesterday.
Slide 16 - Quizvraag
Word Order
What is the correct word order?
What is the correct word order?
A
See you next Monday at the Google Meet.
B
See you at the Google Meet next Monday.
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde voor Word order?
A
Wat, Waar, Wanneer, Wie
B
Wie, Doet Waar, Wanneer
C
Wie, Doet, Wat, Wanneer, Waar
D
Wie, Doet, Wat, Waar, Wanneer
Slide 18 - Quizvraag
Put the words in the right order:
understand-I- how- to make-a sentence
understand-I- how- to make-a sentence
