§8.5 De sociale kwestie

Hoofdstuk 8
§8.5 De sociale kwestie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 8
§8.5 De sociale kwestie

Slide 1 - Tekstslide

In deze les leer je
  • over de slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders.
  • welke meningsverschillen er waren over de sociale kwestie.
  • hoe een begin werd gemaakt met de verzorgingsstaat.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Tijdens de industriële revolutie, die begon in de late 18e eeuw, trokken veel mensen van het platteland naar de steden om in fabrieken te werken. De leef- en werkomstandigheden van deze arbeiders waren vaak erbarmelijk. Ze woonden in overvolle, slecht gebouwde huizen zonder sanitaire voorzieningen. In de fabrieken moesten ze lange dagen maken onder gevaarlijke omstandigheden en kregen ze een laag loon. Kinderarbeid was ook wijdverspreid, wat leidde tot nog meer sociale problemen.


Slide 4 - Tekstslide

SOCIALE KWESTIE

Slide 5 - Tekstslide

Wat was een wijdverspreid probleem in de fabrieken tijdens de industriële revolutie?
A
Vakbonden
B
Kinderarbeid
C
Veiligheidsvoorzieningen
D
Arbeidersrechten

Slide 6 - Quizvraag

Waarom trokken veel mensen van het platteland naar de steden tijdens de industriële revolutie?
A
Om te gaan studeren
B
Om in fabrieken te werken
C
Om te ontsnappen aan de drukte
D
Om te genieten van de natuur

Slide 7 - Quizvraag

Wat waren de leef- en werkomstandigheden van de arbeiders tijdens de industriële revolutie?
A
Erbarmelijk
B
Aangenaam
C
Comfortabel
D
Gemakkelijk

Slide 8 - Quizvraag

De slechte omstandigheden van de arbeiders leidden tot een maatschappelijk debat, bekend als de sociale kwestie. Er waren verschillende meningen over hoe deze problemen moesten worden aangepakt. Sommige mensen vonden dat het de verantwoordelijkheid van de overheid was om in te grijpen en de situatie te verbeteren. Anderen, vooral fabrieksbazen en liberalen, geloofden dat overheidsingrijpen de vrije markt zou verstoren en economische groei zou belemmeren.


Slide 9 - Tekstslide

De sociale kwestie
De sociale kwestie = de discussie over de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders. 
De sociale kwestie leidde tot het invoeren van sociale wetten

KA 32:  Discussies over de sociale kwestie

Slide 10 - Tekstslide

In de loop van de 19e en 20e eeuw werden de eerste stappen gezet richting een verzorgingsstaat, waarin de overheid een rol speelt in het waarborgen van het welzijn van haar burgers. De opkomst van vakbonden speelde een belangrijke rol in dit proces. Vakbonden waren organisaties van arbeiders die samenkwamen om betere arbeidsomstandigheden en hogere lonen te eisen. Door stakingen en onderhandelingen wisten zij verbeteringen af te dwingen.

Slide 11 - Tekstslide

Om de sociale problemen aan te pakken, werden de eerste sociale wetten ingevoerd. In Nederland waren dit bijvoorbeeld de Armenwet van 1854 en de Kinderwet van Van Houten in 1874, die kinderarbeid beperkte. Deze wetten legden de basis voor verdere sociale hervormingen in de 20e eeuw.

Slide 12 - Tekstslide

Wat was de impact van stakingen en onderhandelingen door vakbonden?
A
Zij hadden geen invloed op de arbeidsomstandigheden
B
Zij wisten verbeteringen af te dwingen
C
Zij leidden tot verarming van de arbeiders
D
Zij veroorzaakten sociale onrust

Slide 13 - Quizvraag

Wat was het doel van de eerste sociale wetten in Nederland?
A
Het aanpakken van sociale problemen
B
Het bevorderen van kinderarbeid
C
Het versterken van de positie van werkgevers
D
Het beperken van vakbonden

Slide 14 - Quizvraag

Wat was de rol van de overheid in de verzorgingsstaat?
A
De overheid waarborgde het welzijn van haar burgers.
B
De overheid stimuleerde privatisering van sociale voorzieningen.
C
De overheid legde de verantwoordelijkheid volledig bij de werkgevers.
D
De overheid bemoeide zich niet met sociale kwesties.

Slide 15 - Quizvraag

Welke wet beperkte kinderarbeid in Nederland in 1874?
A
Wet op de sociale zekerheid
B
Kinderwet van Van Houten
C
Wet op de arbeidstijden
D
Armenwet van 1854

Slide 16 - Quizvraag

Welke rol speelden vakbonden in de ontwikkeling van de verzorgingsstaat?
A
Vakbonden waren voornamelijk actief in de landbouw.
B
Vakbonden richtten zich op internationale handel.
C
Vakbonden eisten betere arbeidsomstandigheden en hogere lonen.
D
Vakbonden waren politieke partijen.

Slide 17 - Quizvraag

Economische crises speelden ook een belangrijke rol bij het besef dat overheidsingrijpen noodzakelijk was. Tijdens periodes van economische neergang, zoals de Grote Depressie van de jaren 1930, werd duidelijk dat de vrije markt niet altijd in staat was om voor werkgelegenheid en welzijn te zorgen. Dit leidde tot een grotere bereidheid om overheidsbeleid in te voeren dat arbeiders beschermde en sociale zekerheid bood.

Slide 18 - Tekstslide

Totdat het in Amerika helemaal misgaat...
Grote economische crisis in 1929 ''De Grote Depressie''

Slide 19 - Tekstslide

Grote Depressie
  • Schulden aan de bank niet meer afbetalen
  • Banken gaan failliet
  •  Consumenten werden onzeker, raken werkeloos en duizenden bedrijven failliet
  • Begin van de Grote Depressie

Slide 20 - Tekstslide

Deze foto is hèt symbool geworden van de grote depressie van de jaren 1930.

Slide 21 - Tekstslide

Wat speelde een belangrijke rol bij het besef van de noodzaak van overheidsingrijpen?
A
Toenemende welvaart en economische groei
B
Economische crises, zoals de Grote Depressie van de jaren 1930.
C
Technologische vooruitgang en innovatie
D
Veranderingen in consumentengedrag en lifestyle

Slide 22 - Quizvraag

Waarom was overheidsingrijpen noodzakelijk tijdens economische crises?
A
Om de overheidsschuld te verminderen en begrotingstekorten te voorkomen
B
Om arbeiders te beschermen en sociale zekerheid te bieden.
C
Om belastingen te verlagen en bedrijven te stimuleren
D
Om buitenlandse handel te bevorderen en export te vergroten

Slide 23 - Quizvraag

Wat was een belangrijke les uit de Grote Depressie van de jaren 1930?
A
Vrije markt kon niet altijd voor werkgelegenheid zorgen.
B
Bedrijven waren niet winstgevend genoeg
C
Arbeiders waren te veeleisend geworden
D
Overheid had te veel invloed op de economie

Slide 24 - Quizvraag

Wat leidde tot een grotere bereidheid om overheidsbeleid in te voeren?
A
Toenemende welvaart en buitenlandse investeringen
B
Veranderingen in consumentengedrag en demografie
C
Technologische vooruitgang en globalisering
D
Economische neergang en onvermogen van de vrije markt.

Slide 25 - Quizvraag

5- Juist:
5 - Onjuist:
Sociale Kwestie: welke zin klopt?
De Sociale Kwestie was een gevolg van de industrialisatie.
Armoede was een nieuw verschijnsel in de industriële samenleving.
In 1874 werd alle kinder-arbeid tot 12jr verboden.
De sociale wetten na 1880 waren een gevolg van de sociale spanningen.
In 1900 was de Sociale Kwestie deels opgelost.

Slide 26 - Sleepvraag

Einde
van deze les

Slide 27 - Tekstslide