7.3 De planeten KTL

NASK
Welkom
H7.3 De planeten



1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

NASK
Welkom
H7.3 De planeten



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
De zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen. Dit komt doordat de aarde om de aardas draait. De aarde draait in 24 uur rond de aardas.
Aan de stand van de zon kun je zien hoe laat het is.
De aardas staat schuin. Hierdoor is in juni het noordelijke deel van de aarde naar de zon gekeerd. In december is het noordelijke deel van de zon afgekeerd.
In de zomer is er in Nederland een korte nacht en een lange dag.
In de winter is er in Nederland een lange nacht en een korte dag.
De maan geeft zelf geen licht.
Vanaf de aarde zie je alleen het gedeelte van de maan dat door de zon wordt verlicht.
De verschillende vormen van de maan noem je de schijngestalten.
Als de aarde precies tussen de zon en de maan in staat, is er een maansverduistering.
De maan staat dan in de schaduw van de aarde.
Als de maan precies tussen de aarde en de zon in staat, is er een zonsverduistering.
Een deel van de aarde ligt dan in de schaduw van de maan.




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
7.3.1 Je kunt uitleggen dat elke planeet zijn eigen omlooptijd en snelheid heeft.
7.3.2 Je kunt afstanden omrekenen van km naar AE en omgekeerd.
7.3.3 Je kunt de vier aardse planeten noemen met hun kenmerken.
7.3.4 Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met ‘een vacuüm’ en ‘de atmosfeer van een planeet’.
7.3.5 Je kunt de belangrijkste verschillen benoemen tussen de aardse planeten en de reuzenplaneten.
7.3.6 Je kunt een aantal manieren beschrijven waarop planeten onderzocht worden.
7.3.7 Je kunt uitleggen waardoor satellieten jarenlang rond de aarde kunnen blijven

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behalve de aarde bewegen er nog zeven andere planeten rond de zon. 
Vijf daarvan zijn vanaf de aarde goed te zien. Ze hebben hun namen al in de oudheid gekregen: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. Uranus en Neptunus zijn pas later ontdekt, in 1781 en in 1846.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Astronomische eenheid
1 AE is gelijk aan de afstand tussen 
de aarde en de zon. 

Dus 1 AE = 150 miljoen km.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maak nu ....
opdracht 1 - 3 - 4 - 5 - 9 - 10 - 11 - 13 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeldopdracht 1

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mars staat op een afstand van 228 miljoen km van de zon. Laat met een berekening zien hoeveel AE (atronomische eenheden) dit is.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De 4 aardse planeten

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 aardse planeten en atmosfeer

Slide 12 - Tekstslide

ze zijn alle 4 hard en rotsachtig
de aarde is de grootste

aarde en mars hebben manen
mercurius en venus niet

venus kan je goed met het blote oog zien
je ziet deze vlak voor of na 'zonsop' 'zonson'
Als je wuift, voel je WEL / GEEN wind.
A
wel
B
geen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je voelt wind, omdat er WEL / GEEN lucht is.
A
wel
B
geen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je wuift, voel je WEL / NIET de atmosfeer.
A
wel
B
geen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Atmosfeer

Slide 16 - Tekstslide

de 4 aardse planeten hebben een atmosfeer.

die van aarde bestaat uit 
80% N
20% O

die van venus bestaat uit CO2
maak nu ....
opdracht 14 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reuzenplaneten

Slide 18 - Tekstslide

de 4 aardse planeten hebben een atmosfeer.

die van aarde bestaat uit 
80% N
20% O

die van venus bestaat uit CO2
Onthoud
Er zijn vier aardse planeten: Mercurius, Venus, aarde en Mars.
Deze vier planeten hebben allemaal een hard oppervlak. Alleen de aarde en Mars hebben manen.
De vier aardse planeten hebben een atmosfeer.
De atmosfeer van de aarde bestaat voor 80% uit stikstof en voor 20% uit zuurstof.
De atmosfeer van Venus is veel dichter dan de atmosfeer van de aarde.
De atmosfeer van Mercurius en Mars is juist veel dunner dan die van de aarde.
Er zijn vier reuzenplaneten: Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.
Deze vier planeten zijn veel groter dan de aarde. Ze bestaan voor een groot deel uit gas.
Jupiter is de grootste planeet. Hij heeft een rode vlek en strepen.
Saturnus herken je aan zijn ringen.
Jupiter en Saturnus hebben beide meer dan zestig manen.
Uranus en Neptunus draaien het verst van de zon. Beide planeten zijn blauw.
Uranus heeft 27 manen en Neptunus heeft er 13.




Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk!
Wat? 7.3 De planeten- opdrachten 1 t/m 10
 Waar? online boek via magister of in jouw boek.
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman.
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je.
Klaar? maken test jezelf online van §7.3
Tijd over? Test jezelf maken van §7.4

timer
20:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies