In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
unit 9 'aggression'
Slide 1 - Tekstslide
How should a security guard handle in case of aggression?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Video
00:30
What are the police doing right now?
Slide 4 - Open vraag
00:40
'Cameras don't Always tell the whole story' what can this mean?
Slide 5 - Open vraag
01:26
What happened during the arrest?
Slide 6 - Open vraag
01:45
why did the police use force?
Slide 7 - Open vraag
02:02
what is the suspect accused of?
Slide 8 - Open vraag
02:58
What is said about the bodycams?
Slide 9 - Open vraag
03:03
What is your opinion about the violent arrest
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Video
Name some differences between the two news items
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Exercise 2 page 104 (vocabulary)
Slide 15 - Open vraag
Make a sentence with 'bystanders'
Slide 16 - Open vraag
Make a sentence with 'addicted'
Slide 17 - Open vraag
Listening: exercise 3 page 104
Slide 18 - Open vraag
Speaking: role-play
in pairs prepare a role-play
one of you is the security guard the other an attendent
the guard checks the tickets at the entrance, the attendent says his/her friend has the ticket but already went inside. The security doesn't believe that. The attendent becomes a bit aggresive. Try to come with a proper solution.
Slide 19 - Tekstslide
Onze leraar is de knapste van alle leraren.
Slide 20 - Open vraag
Degrees of comparisons
trappen der vergelijking
Slide 21 - Tekstslide
Als we dingen vergelijken noemen we dat de : vergrotende trap
In het Engels zet je dan -er achter het woord:
small - smaller
fast - faster
high - higher
Slide 22 - Tekstslide
Achter het woord + er zet je dan than
this dog is smaller than that one
smaller than
Slide 23 - Tekstslide
Als dingen het allerbeste zijn dan noemen we dat de overtreffende trap
In het Engels zet je dan -est achter het woord
fastest
smallest
highest
Slide 24 - Tekstslide
woorden die eindigen op een griekse y
Bij de overtreffende trap verdwijnt
de -y en komt er -ier achter
1
an ugly dog
an uglier dog
the ugliest dog
Slide 25 - Tekstslide
2
woorden die eindigen op -e
bijv : safe, nice, large
Bij de vergrotende trap komt er een -r achter het woord
Slide 26 - Tekstslide
2
woorden die eindigen op -e
Bij de overtreffende trap komt er een -st achter het woord
a large dog
a larger dog
the largest dog
Slide 27 - Tekstslide
Woorden van 1 lettergreep met 1 klinker die eindigen op 1 medeklinker
3
bijv : big , fat, hot
Bij de vergrotende trap verdubbelt de medeklinker + er
bigger/ fatter/ hotter
Slide 28 - Tekstslide
Woorden van 1 lettergreep met 1 klinker die eindigen op 1 medeklinker
3
Bij de overtreffende trap verdubbelt de medeklinker + est
a fat dog
a fatter dog
the fattest dog
Slide 29 - Tekstslide
Deze rijtjes moet je uit je hoofd leren :
much/many - more - most
little/ few - less - least
bad - worse - worst
good - better - best
Slide 30 - Tekstslide
er zijn ook lange bijvoeglijke naamwoorden. Deze hebben 3 of meer lettergrepen
beautiful
intelligent
wonderful
exciting
difficult
Slide 31 - Tekstslide
Bij deze lange woorden maak je de vergrotende en overtreffende trap door more en most voor het woord te zetten
more - most beautiful
more - most intelligent
more - most wonderful
more - most exciting
Slide 32 - Tekstslide
een aantal woorden van 2 lettergrepen krijgen ook more en most
Bijvoorbeeld:
famous
boring
Slide 33 - Tekstslide
This is ....................... city I have ever visited. (beautiful)
Slide 34 - Open vraag
The weather is ............... (bad)last year
Slide 35 - Open vraag
I wish you lived ............. (near) to me.
Slide 36 - Open vraag
I wish I had a .............. (reliable) car. This one is always breaking down.
Slide 37 - Open vraag
It was surprisingly cheap. I expected the hotel to be ....................... .
Slide 38 - Open vraag
You look .............. (thin). have you lost weight?
Slide 39 - Open vraag
Look! It's easy. I thought it would be ...............
Slide 40 - Open vraag
Your work isn't very good. I am sure you can do ............
Slide 41 - Open vraag
There were a lot of people on the bus. It was ................ (crowded) than usual.
Slide 42 - Open vraag
It is too noisy here. Can we go somewhere ............?
Slide 43 - Open vraag
What is ........................ (popular)sport in your country?
Slide 44 - Open vraag
Is it a good room? It is ................. room in the hotel, sir.
Slide 45 - Open vraag
That painting is ..................... (valuable) than the "Mona Lisa"
Slide 46 - Open vraag
You will find your way around ........... (easily) with a good map.
Slide 47 - Open vraag
That is the ............... (funny) joke I have ever heard