Les 10. 13/02

What are we going to do today? 
- Grammar revision. 
- Finish your exercises chap. 3
- Kahoot chap 3. 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

What are we going to do today? 
- Grammar revision. 
- Finish your exercises chap. 3
- Kahoot chap 3. 

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de
Past Simple?

Slide 2 - Woordweb

Wat is het verschillen tussen
PS en PP?

Slide 3 - Woordweb

De present perfect gebruik je:
A
Als iets in het verleden begonnen is en nu nog aan de hand is.
B
Om te praten over ervaringen tot nu toe.
C
Iets is in het verleden gebeurd en je merkt er nu resultaat van.
D
Alle bovenstaanden

Slide 4 - Quizvraag

I ........ a crocodile biting a woman this afternoon in the Zoo.
A
saw
B
have seen

Slide 5 - Quizvraag

Ever since he ...... back from Bali, he has been feeling ill.
A
was
B
has been

Slide 6 - Quizvraag

I ..... my goldfish. I feel so sad now.
A
flushed
B
have flushed

Slide 7 - Quizvraag

It ...... on the television last week.
A
was
B
has been

Slide 8 - Quizvraag

both/each/all/every/none
both: bij 2 of meer personen/dieren/dingen. Zelfstandig nmw. staat in meervoud. 
each: bij 2 of meer personen/dieren/dingen. Zelfstandig nwm staat in enkelvoud. 
All/Every/None: bij 3 of meer personen/dieren/dingen. 

Let op: Each is voor individuele dingen. Every voor het geheel.


Slide 9 - Tekstslide

if/when
if betekend als. Je gebruikt het als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren of om een voorwaarde aan te geven. 

when  betekend toen of wanneer. Je gebruikt when als je wél zeker weet dat iets gaat gebeuren. 

Slide 10 - Tekstslide

..... my father and I have brown hair.
A
Every
B
Both
C
Each
D
All

Slide 11 - Quizvraag

He has a tattoo on .... arms.
A
both
B
each

Slide 12 - Quizvraag

He has a tattoo on ..... arm.
A
Both
B
Each

Slide 13 - Quizvraag

..... you see her. Tell her we're not leaving yet.
A
If
B
When

Slide 14 - Quizvraag

Send me a text ..... you have arrived at the station.
A
If
B
When

Slide 15 - Quizvraag