Bliksem
1 / 30
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat zie je hier?
A
de bliksem
B
de lichtflits
C
het flitslicht
D
de vuurflits
Slide 2 - Quizvraag
Ik ....... de bliksem.
A
zie
B
ziet
C
zien
Slide 3 - Quizvraag
Mohamad ....... de bliksem.
A
zie
B
ziet
C
zien
Slide 4 - Quizvraag
Mohamad en Ahmad ....... de bliksem.
A
zie
B
ziet
C
zien
Slide 5 - Quizvraag
Wat is dit?
A
de regen en de bliksem
B
de sneeuw en de bliksem
C
de plas en de bliksem
D
de paraplu en de bliksem
Slide 6 - Quizvraag
de of het?
..... onweer
..... onweer
A
de
B
het
Slide 7 - Quizvraag
onweer+bui=?
A
onweerbui
B
onweersbui
Slide 8 - Quizvraag
Wanneer gebruik je het woord bui
A
Als de zon schijnt
B
Als het regent
C
Als het donker is
D
Als het koud is
Slide 9 - Quizvraag
Maakt onweer je bang?
A
Ja
B
Nee
C
Soms
Slide 10 - Quizvraag
in welk seizoen komt onweer vaak voor?
A
winter
B
herfts
C
zomer
D
lente
Slide 11 - Quizvraag
Wat doe je bij onweer?
A
B
C
D
Slide 12 - Quizvraag
Wat moet je doen bij onweer?
A
onder een boom gaan staan
B
een gebouw binnen gaan
C
in de regen dansen
Slide 13 - Quizvraag
Waar moet je NIET onder schuilen tijdens onweer?
A
Huizen
B
Auto's
C
Bomen
Slide 14 - Quizvraag
Wat merk je het eerst aan onweer?
A
Regen
B
Bliksem
C
Donder
D
Alles is tegelijk
Slide 15 - Quizvraag
Ik ben bang voor de ......................... van onweer. Niet voor de flitsen.
A
bliksem
B
donder
C
regen
D
harde klappen
Slide 16 - Quizvraag
Onweer komt meestal voor in de zomer. Wat betekent
'meestal'?
'meestal'?
A
bijna altijd
B
bijna nooit
C
met gevaar
Slide 17 - Quizvraag
Waar begint onweer?
A
Op de grond
B
In de lucht
C
In een wolk
D
In de zon
Slide 18 - Quizvraag
Onweer is een soort elektriciteit.
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quizvraag
waar begint de onweer?
A
B
C
Slide 20 - Quizvraag
Hoe heet het rode land ?
A
Nederland
B
Engeland
C
Duitsland
D
Zweden
Slide 21 - Quizvraag
Als je je been breekt dan ben je
A
gewonk
B
gewoon
C
gewond
D
gewoond
Slide 22 - Quizvraag
Hoe noem je iemand die zijn arm gebroken heeft?
A
de dove
B
de gewonde
C
de blinde
D
de zieke
Slide 23 - Quizvraag
Iemand is gewond en je bent in Nederland, welk nummer moet je bellen?
A
991
B
221
C
211
D
112
Slide 24 - Quizvraag
Als iets vaak gebeurt dan noem je dat ?
A
Nooit
B
Soms
C
Meestal
D
Niets
Slide 25 - Quizvraag
Wat betekent schuilen?
A
Verstoppen
B
Een plek zoeken waar je veilig bent
C
Onder een boom gaan staan
Slide 26 - Quizvraag
Waar moet je NIET onder schuilen tijdens onweer?
A
Huizen
B
Auto's
C
Bomen
Slide 27 - Quizvraag
Waar kan je het beste schuilen?
A
Onder een boom
B
In de auto
C
Op de grond
D
in een gebouw
Slide 28 - Quizvraag
Op welk plaatje zit iemand door de hurken?
A
B
C
D
Slide 29 - Quizvraag
Deze les vond ik leuk
😒🙁😐🙂😃
