2vp - Ch 2 - bron C/D/F - bijv nw

luistertoets bespreken (2vpb)
ALLEEN een marker op tafel, de rest blijft nog even in je tas
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

luistertoets bespreken (2vpb)
ALLEEN een marker op tafel, de rest blijft nog even in je tas

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BIENVENUE!
Montre-moi tes devoirs
(= laat mij je huiswerk zien):

- werkblad bijvoeglijk nw.
- ex 16, 17 (page 70)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

les devoirs / huiswerk
  • Apprendre Ch. 2 - bron A, B, E, F
  • Apprendre les verbes: être, avoir, aller
  • Contrôler & corriger: Ch. 2- ex 16, 17 (zie antw. op Classroom)
  • Texte page 79, alinea 2: teken de kamer van Joshua
agenda

Slide 3 - Tekstslide

  • thuis max kwartier
  • WAAROM echt doen? nodig voor les morgen!
toetsweek: leestoets
Hoe ziet de toets eruit?   Teksten met vragen & voca vertalen

Wat moet je kennen voor de toets?
  • leer Ch.1 & Ch.2 - bron A, B, C, E, F, G
  • les verbes avoir, être, aller: herkennen in een zin
  • passé composé: herkennen in een zin (= Chapitre 1, bron D)
  • bezittelijk voornaamwoorden: herkennen in een zin (= Chapitre 1, bron H)
  • bijvoeglijk naamwoordwoorden: herkennen in een zin (=Ch.2, bron D)
  • opdrachten begrijpen: lis  / choisis  / réponds / traduis  

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

le programme jusqu'à noël

  • wk 46(toetsweek)   leesvaardigheidstoets  (Ch. 1 & 2)

  • wk 51           so voca (Ch. 2-ABEF, Ch.3-AB & phrases-clés)

  • wk 50/51    diploma, les verbes: être, avoir, aller, faire
 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le but d'aujourd'hui: 
een bijvoeglijk naamwoord gebruiken
Qu'est-ce qu'on va faire?

  • bijvoeglijk nw.
  • leesstrategie & lire

Slide 6 - Tekstslide

Réponds en néerlandais:
  • C'est quoi, le but?
  • Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

bijvoeglijk naamwoord

un chat gentil, une fille intelligente, les cheveux bruns


VORM?
PLAATS?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NL:
het bijvoeglijk nw. staat ..... het zelfstandig nw.
A
voor
B
achter

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

FR:
het bijvoeglijk nw. staat ..... het zelfstandig nw.
A
voor
B
achter

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

standaardregel

bijvoeglijk naamwoord staat achter het zelfstandig nw


* une famille adorable
* un garçon content
* le copain malade
PLEK

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

préféré
préférées
préférés
préférée
ma pizza
mes vêtements
mon animal
mes copines

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

VORM

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitzonderingen 
mannelijk                                            vrouwelijk
enkelvoud            meervoud         enkelvoud           meervoud
bon                          bons                    bonne                   bonnes
beau                        beaux                 belle                      belles
nouveau                nouveaux          nouvelle              nouvelles
vieux                        vieux                   vieille                    vieilles
VORM

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitzonderingen
Bijvoeglijk naamwoorden die VOOR het zelfstandig nw komen:
bon                          
beau
nouveau
vieux
grand
petit

PLEK

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

le ..... chien
A
vieux
B
vieille
C
vieilles

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

la ..... maison
A
vieux
B
vieille
C
vieilles

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

la ..... maison
A
nouveau
B
nouveaux
C
nouvelle
D
nouvelles

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

la ..... fille
A
beau
B
beaux
C
belle
D
belles

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vivre sur une ile
Joshua est comme toi: il va au collège et il a des loisirs. Mais lui, il habite sur l'ile de Maré en Nouvelle Calédonie. C'est à plus de vingt heures d'avion de Paris. Vivre sur une ile, c'est comment?

  • titel?
  • onderwerp?
les loisirs = vrije tijd

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vivre sur une ile
Joshua est comme toi: il va au collège et il a des loisirs. Mais lui, il habite sur l'ile de Maré en Nouvelle Calédonie. C'est à plus de vingt heures d'avion de Paris. Vivre sur une ile, c'est comment?

  • titel?
  • onderwerp?
les loisirs = vrije tijd

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vivre sur une ile
Bonjour Joshua, tu peux te présenter?
Comment est ta maison?
Et à Patho, c'est comment?
Tu peux me parler de tes loisirs?

  • soort tekst?
  • VOORSPEL: inhoud alinea's?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vivre sur une ile
(page 79)

alinea 1, Les sportifs:
Onderstreep alle woorden die je kent of herkent,
ook de kleine woordjes.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vivre sur une ile
(page 79)

alinea 1, Les sportifs:
Onderstreep alle woorden die je kent of herkent,
ook de kleine woordjes.

Onbekende woorden? Overleg met tafelgroepje.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitleg vaak in zin ervoor/erna

Bozu!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitleg vaak in zin ervoor/erna

Bozu!

Bozu! C'est bonjour dans mon dialecte.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitleg vaak in zin ervoor/erna

J'habite à Tadine


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitleg vaak in zin ervoor/erna

J'habite à Tadine

J'habite à Tadine, un village dans l'ouest de l'ile.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitleg vaak in zin ervoor/erna

J'habite à Tadine

J'habite à Tadine, un village dans l'ouest de l'ile.
Zoek nog zo'n constructie in deze alinea

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vivre sur une ile
(page 79)

alinea 2, Les futurs mannequins:
Onderstreep alle woorden die je kent of herkent,
ook de kleine woordjes.

Onbekende woorden? Overleg met tafelgroepje.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les:
  • Stoel aanschuiven.
  • Rustig lokaal uit.
  • Rommel? In prullenbak.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies