Wanneer schrijf je een komma

Wanneer schrijf je een komma
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wanneer schrijf je een komma

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een komma?
A
.
B
,
C
:
D
'

Slide 2 - Quizvraag

Wat doe je bij een komma?
A
Ga je harder praten.
B
Herhaal je de zin die ervoor staat.
C
Houd je even rust.
D
Klap je een keer in je handen.

Slide 3 - Quizvraag

Je schrijft een komma:
als je iemand aanspreekt.

Psst Barry, hoor je mij?

Koen, waarom speel jij buiten?

Waarom wek je me, Koen?


Slide 4 - Tekstslide

Typ de zin over. Zet de komma op de juiste plek.

Hallo politie er zit een slang in mijn wc!

Slide 5 - Open vraag

Typ de zin over. Zet de komma op de juiste plek.

Beste leerlingen we gaan bijna vertrekken.

Slide 6 - Open vraag

Bedenk zelf een zin waarin je iemand aanspreekt.
Zet de komma op de juiste plek.

Slide 7 - Open vraag

Je schrijft een komma:
bij een opsomming. 
(maar niet bij  en / of)

In de klas zitten Elin, Noor, Jesper en Finn.

Ik lust graag spaghetti, patat en lasagne.

Slide 8 - Tekstslide

Typ de zin over. Zet de komma op de juiste plek.

Is dat een egel een kat of de wind?

Slide 9 - Open vraag

Typ de zin over. Zet de komma op de juiste plek.

De dief heeft bruin haar blauwe ogen en een wit shirt aan.

Slide 10 - Open vraag

Bedenk zelf een zin met een opsomming.
Zet de komma op de juiste plek.

Slide 11 - Open vraag

Je schrijft een komma:
tussen 2 persoonsvormen.


Als Tim komt, kunnen we weg.
 

Slide 12 - Tekstslide

Hoe hij heet heb ik niet gevraagd.

Achter welk woord hoort een komma?
A
hij
B
heet
C
heb
D
ik

Slide 13 - Quizvraag

Als je me helpt ga ik mee.

Achter welk woord hoort een komma?
A
me
B
ga
C
helpt
D
mee

Slide 14 - Quizvraag