- kosten niet verzekerd zijn kunnen heel hoog zijn
- voorkomen averechtse selectie
- mensen hebben liever hoger nettoloon, dan premie betalen
- sociale solidariteit
Slide 3 - Tekstslide
Sociale verzekeringen
Sociale verzekeringen gefinancierd via het omslagstelsel
De betaalde premies worden direct doorgesluisd naar de uitkeringsgerechtigden
Vb: werkenden betalen premie, die wordt gebruikt voor uitkering 67-plussers
Die werkenden worden als zij 67-plus zijn weer gefinancierd door de nieuwe generatie
Slide 4 - Tekstslide
Je sluit een verzekering af. Dan ben jij de ………(verzekeraar/verzekerde).
A
verzekeraar
B
verzekerde
Slide 5 - Quizvraag
Hoe heet het bedrag dat je betaald aan de verzekeraar om verzekerd te zijn?
A
Premie
B
Claim
C
Schadevergoeding
D
Geldsom
Slide 6 - Quizvraag
De verzekerde heeft meer informatie dan de verzekeraar, dit noemen we
A
ongelijkheid
B
oneerlijk
C
symmetrische informatie
D
asymmetrische informatie
Slide 7 - Quizvraag
Waarin staan de rechten en plichten van de verzekerde en de verzekeraar?
A
polis
B
polisvoorwaarden
C
eigen risico
D
premie
Slide 8 - Quizvraag
Wat verzeker je bij een WA-verzekering?
A
Schade die jij aan andere motorvoertuigen aanbrengt.
B
all-risk dekking
C
Schade die je een ander toebrengt met jouw motovoertuig
D
voor alle schade, die van jou en je slachtoffer
Slide 9 - Quizvraag
Particuliere verzekeringen (1) en sociale verzekeringen (2)
A
(1) zijn allemaal vrijwillig, (2) zijn allemaal verplicht
B
(1) zijn bijna allemaal vrijwillig, (2) zijn allemaal verplicht
C
(1) zijn allemaal verplicht, (2) zijn allemaal vrijwillig
D
(1) zijn allemaal verplicht, (2) zijn bijna allemaal vrijwillig
Slide 10 - Quizvraag
De basiszorgverzekering is een voorbeeld van..
A
collectief verzekeren
B
particulier verzekeren
C
vrijwillig verzekeren
D
averechtse selectie
Slide 11 - Quizvraag
Safira heeft de ziekte van Alzheimer. Ze kan niet meer thuis wonen en wordt opgenomen in een verzorgingstehuis. De kosten van de verzorgingstehuis worden betaald uit de Wlz (Wet langdurige zorg). Noteer welke bewering over de Wlz juist is.
A
Het is een particuliere verzekering.
B
Het is een volksverzekering.
C
Het is een werknemersverzekering.
Slide 12 - Quizvraag
Particuliere verzekeringen (1) en sociale verzekeringen (2)
A
(1) zijn allemaal vrijwillig, (2) zijn allemaal verplicht
B
(1) zijn bijna allemaal vrijwillig, (2) zijn allemaal verplicht
C
(1) zijn allemaal verplicht, (2) zijn allemaal vrijwillig
D
(1) zijn allemaal verplicht, (2) zijn bijna allemaal vrijwillig
Slide 13 - Quizvraag
Een verzekering die niet verplicht is en voor een groep mensen is, heet:
A
Volksverzekering
B
Werknemersverzekering
C
Collectieve verzekering
D
Particuliere verzekering
Slide 14 - Quizvraag
Wat is geen reden voor mensen om zich particulier te verzekeren?
A
Mensen zijn risico-avers.
B
In geval van schade zijn de kosten zo hoog dat mensen deze niet zomaar kunnen betalen.
C
De kans op schade is 0%.
D
De overheid stelt een verzekering verplicht.
Slide 15 - Quizvraag
AOW is een
A
Werknemersverzekering
B
volksverzekering
C
sociale voorziening
D
particuliere verzekering
Slide 16 - Quizvraag
AVP is de afkorting voor
A
Aangewezen verzekering voor particulieren
B
Aanvullende verzekering voor particulieren
C
Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren
Slide 17 - Quizvraag
Sociale verzekeringen zijn onder te verdelen in ...
A
collectieve en particuliere verzekeringen
B
werknemers en risico verzekeringen
C
volks en schade verzekeringen
D
volks en werknemers verzekeringen
Slide 18 - Quizvraag
Welke maatregel werkt het beste tegen moreel wangedrag (moral hazard)?
A
Premiedifferentiatie
B
Eigen risico
C
Overheidsingrijpen
Slide 19 - Quizvraag
Waar kan asymmetrische informatie toe leiden?
A
Moral hazard
B
Averechtse selectie
C
Asymmetrische informatie
D
Risicoselectie
Slide 20 - Quizvraag
Hoe noem je het als mensen met een laag risico bereid zijn om te betalen voor mensen met een hoog risico?
A
Risicospreiding
B
Solidariteit
C
Risicoaversie
D
Moral hazard
Slide 21 - Quizvraag
Moreel wangedrag (Moral Hazard) is:
A
Dat alleen slechte risico's zich verzekeren.
B
Dat alleen goede risico's zich verzekeren.
C
Roekeloos gedrag vertonen omdat je toch verzekerd bent.
D
Voorzichtig zijn om je premie te drukken.
Slide 22 - Quizvraag
Welke van de drie is NIET een oplossing voor moreel wangedrag (=moral hazard)?
A
Bonus malus
B
Vrijwillig eigen risico
C
Verplicht verzekeren
Slide 23 - Quizvraag
Wat betekent bonus-malus ?
A
korting als het goed gaat , minder korting als het slecht gaat
B
bruto premie - de korting
C
je krijgt extra geld
D
het gaat goed of het gaat slecht
Slide 24 - Quizvraag
"Je betaalt minder premie bij meer schadevrije jaren" Deze bonus-malus regeling is een vorm van....?
A
Collectieve Dwang
B
Moral Hazard
C
Premiedifferentiatie
D
Eigen Risico
Slide 25 - Quizvraag
Premiedifferentiatie vermindert probleem van ....
A
moral hazard
B
asymmetrische informatie
C
informatieachterstand
D
averechtse selectie
Slide 26 - Quizvraag
Bij welke verzekering is moral hazard niet mogelijk?
A
Zorgverzekering
B
Ziektewet
C
Werkloosheidswet
D
Algemene Ouderdomswet
Slide 27 - Quizvraag
Welke bewering over de bonus-malusladder is juist?
A
Het nummer van de trede en het aantal schadevrije jaren is bij een bonus-malusladder altijd hetzelfde
B
De premie zonder korting noemen we de nettopremie.
C
Het is altijd beter om de schade te claimen, ook als je een kleine schade hebt.
D
In sommige gevallen moet je een toeslag op je premie betalen.
Slide 28 - Quizvraag
In de Bonus-Malus ladder zit je in trede 9 waarbij je 75% korting op je brutopremie van €2000,-. Hoeveel bedraagt de nettopremie?
A
€500
B
€1000
C
€1500
D
€2500
Slide 29 - Quizvraag
Welvaartsvast betekent dat de uitkering ...
A
Mee groeit met de prijzen
B
Meegroeit met de schuld
C
Mee groeit met de CAO-lonen
D
Meegroeit met de beurskoers
Slide 30 - Quizvraag
Wanneer is het pensioen welvaartsvast?
A
Als de pensioenuitkering mee stijgt met de prijzen.
B
Als de pensioen uitkering mee stijgt met de hoogte van de lonen.
C
Als de pensioenuitkering mee stijgt met de prijzen en de hoogte van de lonen.
Slide 31 - Quizvraag
Waardevaste pensioenen stijgen mee met?
A
De rente
B
De inflatie
C
De nominale lonen
D
De Cao-lonen
Slide 32 - Quizvraag
De cao-lonen stijgen met 3,1% en de prijzen met 1,8%. Met hoeveel procent stijgt een waardevaste pensioenuitkering?
A
3,1%
B
1,8%
C
0%
D
3,1 - 1,8 = 1,3%
Slide 33 - Quizvraag
In een land is de inflatie 3%. De lonen in het bedrijfsleven stijgen gemiddeld 4%. Marie heeft een welvaartsvaste uitkering. Jean heeft een waardevaste uitkering.
A
De uitkering van Marie stijgt met 4%, die van Jean stijgt met 3%.
B
De uitkering van Marie stijgt met 3%, die van Jean stijgt niet.
C
De uitkering van Marie stijgt met 4%, die van Jean stijgt met 3%.
D
De uitkering van Marie stijgt met 4%, die van Jean stijgt niet.
Slide 34 - Quizvraag
Bij het omslagstelsel ...
A
betaalt iedereen voor zichzelf
B
Is er altijd genoeg geld
C
worden alle betalingen geïnvesteerd voor later
D
is er sprake van verplichte solidariteit
Slide 35 - Quizvraag
AOW-uitkeringen worden betaald met gebruik van het omslagstelsel
A
Onjuist; dan zou je zelf voor je AOW betalen
B
Juist; de AOW'ers hebben zelf de premies betaald
C
Juist; de werkenden betalen de premies voor de huidige AOW'ers
D
Onjuist; AOW is gebaseerd op het kapitaaldekkingsstelsel
Slide 36 - Quizvraag
Pensioen is gebaseerd om het kapitaaldekkingsstelsel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 37 - Quizvraag
Een sociale voorziening...
A
wordt betaald uit premies
B
is een verzamelnaam voor alle uitkeringen
C
is alleen voor ouderen
D
wordt betaald uit belastinggeld
Slide 38 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een sociale voorziening?
A
AOW
B
WW
C
sociaal minimum
D
bijstand
Slide 39 - Quizvraag
Sociale verzekeringen zijn onder te verdelen in:
A
collectieve verzekeringen en particuliere verzekeringen
B
werknemersverzekeringen en risicoverzekeringen
C
volksverzekeringen en schadeverzekeringen
D
volksverzekeringen en werknemersverzekeringen
Slide 40 - Quizvraag
Sociale verzekeringen worden betaald door ...
A
Winstbelasting van bedrijven
B
Het solidariteitsbeginsel
C
Geld uit belastingopbrengsten.
D
Ingehouden premies op het brutoloon van werknemers
Slide 41 - Quizvraag
Sociale verzekeringen worden betaald met...
A
BELASTINGEN
B
UITKERINGEN
C
BOETES
D
PREMIES
Slide 42 - Quizvraag
Volksverzekeringen worden gefinancierd met het
A
omslagstelsel
B
kapitaaldekkingsstelsel
Slide 43 - Quizvraag
Voorbeelden van volksverzekeringen zijn
A
AOW, ANW, WW
B
AOW, ANW, WIA
C
WW, ziektewet, WAjong
D
AOW, ANW, Wajong
Slide 44 - Quizvraag
De WW (werkloosheidswet), ZW (ziektewet) en WIA (wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) zijn voorbeelden van:
A
werknemersverzekeringen
B
volksverzekeringen
Slide 45 - Quizvraag
Een werknemer die langer dan twee jaar ziek is, kan een WIA-uitkering krijgen.
A
Juist
B
Weet niet
C
Onjuist
D
Zou kunnen
Slide 46 - Quizvraag
De uitkering aan 67-plussers valt onder de ...(1). De uitkering aan arbeidsongeschikten valt onder de ...(2)
A
1 volksverzekeringen
2 volksverzekeringen
B
1 volksverzekeringen
2 werknemersverz.
C
1 werknemersverz
2 volksverzekeringen
D
1 werknemersverz
2 werknemersverz
Slide 47 - Quizvraag
Waardoor ontstaan problemen bij de financiering van de AOW
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.