10012024 Signaalwoorden - tekstverbanden KEUW

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
Voorkennis ophalen 
Lesdoel bespreken
Instructie 
Opdrachten maken werkboek (opdracht 1 &2)
Inoefenen
Evaluatie 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Je kunt een tegenstellend, chronologisch, opsommend en toelichtend verband aan de hand van signaalwoorden herkennen in een tekst.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de hoofdgedachte vaak?
Waar vind je de hoofdzaken vaak?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Lezen
Een tekstverband is een verband tussen alinea's, zinnen en woorden. Je herkent ze aan de signaalwoorden. 
1. Tegenstellend tekstverband
2. Chronologisch tekstverband
3. Opsommend tekstverband
4. Toelichtend tekstverband (voorbeeld)

Slide 6 - Tekstslide

Tegenstellend verband
Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft een nieuwe iPad, maar Jaap heeft een ander tablet.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Slide 7 - Tekstslide

Chronologisch verband
Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 
Voorbeeld:

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Slide 8 - Tekstslide

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, enz.

Slide 9 - Tekstslide

Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 10 - Tekstslide

Noem vier tekstverbanden

Slide 11 - Woordweb

Tekstverband en signaalwoorden


Verwerking opdrachten in je werkboek: 

Pagina 21-23
Opdracht 1 en 2

Slide 12 - Tekstslide

Herhaling/inoefening

Slide 13 - Tekstslide

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor......
A
Opsommend verband
B
Toelichtend verband
C
Chronologisch verband
D
Tegenstellend verband

Slide 14 - Quizvraag

Toen ik op school kwam, bleek het eerste lesuur uit te vallen.
Toen is een signaalwoord voor....
A
Opsommend verband
B
Chronologisch verband
C
Tegenstellend verband
D
Conlusie

Slide 15 - Quizvraag

Ook het twee lesuur had ik best kunnen missen. Ook is een signaalwoord voor een....
A
Opsommend verband
B
Conclusie
C
Toelichtend verband
D
Chronologisch verband

Slide 16 - Quizvraag

Denk aan, zo en zoals zijn signaalwoorden voor....
A
Opsommend verband
B
Toelichtend verband
C
Tegenstellend verband
D
Chronologisch verband

Slide 17 - Quizvraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 18 - Woordweb

Heb je nog een vraag over deze les?

Slide 19 - Woordweb

Welk cijfer geef jij jezelf voor je inzit in deze les?
010

Slide 20 - Poll

Heb je het lesdoel behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Graag de evaluatie invullen op Google Forms 

Slide 22 - Tekstslide