2022 H1.4 Kom je uit met je geld?

H1.4 Kom je uit met je geld? 
Lesdoelen:
  • Ik kan aangeven welke soorten inkomens er zijn
  • Ik kan omrekenen van week naar maand en andersom
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1.4 Kom je uit met je geld? 
Lesdoelen:
  • Ik kan aangeven welke soorten inkomens er zijn
  • Ik kan omrekenen van week naar maand en andersom

Slide 1 - Tekstslide

Hoe verdien/krijg jij je nu geld?

Slide 2 - Woordweb

1.4 Kom je uit met je geld? 

Soorten inkomens:

  1. Loon of salaris (-> als je werkt)
  2. Winst (-> als je een eigen bedrijf hebt)
  3. Uitkering (-> als je arbeidsongeschikt of werkloos bent)
inkomen:
geld dat je als persoon of als gezin ontvangt

Slide 3 - Tekstslide

Uitgaven:


  1. Huishoudelijke uitgaven
  2. Vaste lasten
  3. Incidentele uitgaven
Huishoudelijke uitgaven:
Dagelijkse uitgaven, waarvan je telkens bepaalt hoeveel je eraan uitgeeft.
Vaste lasten:
uitgaven waaraan je vastzit en die je met een vaste regelmaat moet betalen
Incidentele uitgaven:
meestal grote uitgaven die je af en toe doet.
1.4 Wat heb je nodig? 

Slide 4 - Tekstslide

Welke vaste lasten hebben jullie thuis?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Link

Van week naar maand en andersom
1 jaar heeft ........... dagen

1 jaar heeft ........... weken

1 jaar heeft .......... kwartalen

1 kwartaal heeft ............ maanden

Slide 7 - Tekstslide

1.4 Kom je uit met je geld? 
Stel:


  • Je krijgt € 5 zakgeld per week
  • Hoeveel krijg je dan per maand (reken maar even uit...)

Slide 8 - Tekstslide

Rekenregel bij omrekenen week  - jaar - maand:

ALTIJD EERST OMREKENEN NAAR PER JAAR!!!!!

  • € 5 per week
  • € 5 x 52 = € 260 per jaar
  • € 260 : 12 = € 21,67 per maand


Slide 9 - Tekstslide

1.4 Kom je uit met je geld? 
Bekijk thuis de video op de volgende dia!!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Begroting:

Overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode.

1.4 Wat heb je nodig? 

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeld begroting maart
Inkomsten
Uitgaven
Inkomen uit arbeid
(bijv. salaris)

Inkomen uit winst

Overdrachtsinkomen
(bijv. zakgeld of een uitkering)

Huishoudelijke uitgaven
(bijv. eten, kapper)

Vaste lasten
(bijv. huur, abonnementen)

Incidentele uitgaven
(bijv. vakantie, meubels)

Slide 14 - Tekstslide

Reserveren:
Een bedrag opzijleggen waarvan je later bepaalde grote uitgaven kunt betalen (-> meestal voor incidentele uitgaven)

  • Konden we geld reserveren in de begroting van Richard?
1.4 Wat heb je nodig? 

Slide 15 - Tekstslide

Hoe bereken je een reservering?
Reservering per maand= benodigd bedrag / aantal maanden

Opdracht: Maak nu opgave 55 uit je boek op blz. 23
Hoe: Zelfstandig en stil
Tijd: 3 minuten

Slide 16 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 17 - Woordweb