Die Schweiz

Deutschstunde 14. September
Kamera einschalten
Mikrofon ausschalten
Vul de LessonUp Code in
log in met je eigen naam!
Pak je huiswerk (stencil erbij)

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deutschstunde 14. September
Kamera einschalten
Mikrofon ausschalten
Vul de LessonUp Code in
log in met je eigen naam!
Pak je huiswerk (stencil erbij)

Slide 1 - Tekstslide

Das Programm

Quiz: die Schweiz

Korrektur: Hausaufgaben (stencil)

Einleitung: Aufgaben: die Schweiz


Slide 2 - Tekstslide

Was weisst du schon
über die Schweiz?

Slide 3 - Woordweb

Grüezi mitenand!
Die Schweiz

Slide 4 - Tekstslide

Quiz!
Was weißt du schon über die Schweiz? 

Slide 5 - Tekstslide

Grüezi mitenand!
In Zwitserland wordt ook Duits gesproken. Het is het land van de koebellen, de koekoeksklok, de dure horloges, Nespresso en de trendy stad Zürich. Is Zwitserland ook leuk in de zomer? Jazeker. Bij veel meren zijn strandjes, op veel plekken kun je wildwaterkanoën en bij de Streetparade in Zürich ga je vast en zeker helemaal los. En beweer jij nou al jaren, dat je alles durft? Spring dan net als James Bond van de beroemde Verzasca-dam! Deze les gaat over die Schweiz. 
Also … grüezi mitenand.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Hoeveel inwoners heeft Zwitserland?
A
8 miljoen
B
50 miljoen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de hoofdstad?
A
Bern
B
Wenen
C
Berlijn
D
Lugano

Slide 9 - Quizvraag

Wat staat er achter op een auto uit Zwitserland?
A
ZW
B
CH
C
SCHW
D
A

Slide 10 - Quizvraag

Met welke munt betaal je in Zwitserland?
A
Euro
B
Zwitserse Frank

Slide 11 - Quizvraag

Welke kleuren heeft de Zwitserse vlag?
A
rood en wit
B
zwart, rood en geel

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent Grüezi mitenand?
A
Goedendag!
B
Tot ziens!

Slide 13 - Quizvraag

Musik!
Lo & Leduc - Für ingwer und Ewig

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Der Bundesstaat die Schweiz
Zwitserland heeft ook een nationale feestdag. Probeer de volgende vragen te beantwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Zwitserland is altijd een Bundesstaat geweest.
A
Richtig
B
Falsch

Slide 18 - Quizvraag

De nationale feestdag is sinds 1994 om de drie jaar een vrije dag.
A
Richtig
B
Falsch

Slide 19 - Quizvraag

Bij de nationale feestdag horen vuurwerk, vlaggen en muziek.
A
Richtig
B
Falsch

Slide 20 - Quizvraag

Fertig!

Slide 21 - Tekstslide

Korrektur: Hausaufgaben

Schon gemacht?

Machen Einleitung:
Aufgabe 2, 3, 4, 6 und 7

Slide 22 - Tekstslide

D. Ergänze die richtingen Formen:

1. komen             Ich ……………….. zu dir.
2. gaan           Wann ……………..... du in die Schule?
3. zijn              Ihr ..................... zu Hause.
4. wonen       Patrick ……………..... in Berlin.
5. hebben     Er ........................ ein Haustier.
6. spreken     Worüber ...................... wir?


  1. komme
  2. gehst
  3. seid
  4. wohnt
  5. hat
  6. sprechen/reden

Slide 23 - Tekstslide

E. Haben + voltooid deelwoord
1. spielen Die Band ..... gestern .............
2. buchstabieren ...... er das Wort..................?
3. surfen ....... ihr …………………?
4. kaufen Ich ........ das Buch .........................
5. wohnen Wo …..... du ………………...?


Basisregel:

ge + stam + t

stam op -ieren? Dan geen ge!

  1.  hat gespielt
  2. hat buchstabiert
  3. habt gesurft
  4. habe gekauft
  5. hast gewohnt

Slide 24 - Tekstslide

F. Schreibe die Zahlen auf Deutsch:

1. 2 …………………
2. 5…………………
3. 6…………………
4. 16 …………………
5. 7…………………
6. 17…………………
7. 30…………………
8. 9 …………………
9. 100 …………………
10. 1000 …………………


  1. zwei
  2. fünf
  3. sechs
  4. sechzehn
  5. sieben
  6. siebzehn
  7. dreißig
  8. neun
  9. hundert
  10. tausend

Slide 25 - Tekstslide

G. Ergänze das richtige Fragewort:
1. .............. wohnt er?
2. ................ ist deine Nummer?
3. ............... heisst ihr?
4. ………….... kommt er nicht?
5. …………... geht er in die Stadt?
6. …………... kommst du? Auch aus Holland?

  1. wo
  2. was
  3. wie
  4. warum
  5. wann/warum/wohin
  6. woher

Slide 26 - Tekstslide


H. ein/ eine/ kein / keine etc.

1. ein..... Mann
2. kein.... Glück (o)
3. sein..... Adresse
4. mein..... Thema (o)
5. ihr..... Haus
6. unser..... Trainer
7. euer..... Lied (o)
8. dein...... Prüfung (v)
9. ein...... Tag (m)
10. ein.... Jahr (m)


Slide 27 - Tekstslide



Machen Einleitung:
Aufgabe 2, 3, 4, 6 und 7

fertig?
Frag die Lehrerin 
um eine Aufgabe

Slide 28 - Tekstslide