par. 8.1 Ind Rev 2022

TV 8
Burgers en stoommachines
1800-1900
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 10 videos.

Onderdelen in deze les

TV 8
Burgers en stoommachines
1800-1900

Slide 1 - Tekstslide

Intro hst 8
19e eeuw: veel maatschappelijke, politieke en economische veranderingen
West-Europa wordt een industriële verstedelijkte samenleving
mens als radertje in een productieproces
ontstaan van klasse-samenleving:  burgers  en arbeiders
ontstaan politieke stromingen en later politieke partijen (liberalen en socialisten)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

geweldoos protest van arbeiders: zij willen inspraak in het parlement, algemeen kiesrecht ...bloedig neergeslagen 1819

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

8.1 Industrialisatie en modern imperialisme

Slide 7 - Tekstslide

kenmerkende aspecten
De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving

De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industralisatie

De opkomst van politiek maatschappelijke stromingen: liberalisme, socialisme, comfessionalisme en feminisme


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Waarom Revolutie?
vanwege de ingrijpende gevolgen voor de samenleving: 
-->  economisch (middelen van bestaan) 
--> maatschappelijk (de verhoudingen in de bevolking,
bijv. opkomst emancipatiebewegingen) 
--> politiek (ontstaan politieke bewegingen die streefden naar democratisering)
--> negatieve gevolgen: vervuiling milieu, urbanisatie, sociale kwestie enz.

Slide 10 - Tekstslide

Industriële Revolutie ontstaat in Engeland: waarom???
1750

wat had Engeland wel en andere landen niet??

==> openingsceremonie Olympische Spelen London 2012

Slide 11 - Tekstslide

Olympic  Games 2012
Industrial Revolution Performance
van ca. 20 min - 30 min

Wat heeft een land nodig om een industrie-staat te worden?
1. schrijf vooraf minstens 5 items op een blaadje
2.  welke herken je in het filmpje: benoem zoveel mogelijk aspecten die de I.R. mogelijk maakten

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 16 - Tekstslide

huisnijverheid
* vanuit de middeleeuwen bestond het gildesysteem nog
* gilden groeiden uit tot gesloten groepen met het monopolie op een ambacht (kwaliteit maar duur en beperkt aanbod)
                huisnijverheid

Slide 17 - Tekstslide

Uitvindingen als .... de schietspoel 1733







  • Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
  • De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
  • De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.



Slide 18 - Tekstslide


Spinning Jenny
1764



  • Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
  • Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen




Slide 19 - Tekstslide



Waterframe
1769




  • Het Waterframe van Richard Arkwright was een spinmachine aangedreven door een waterrad. Het Arkwright-waterframe kon 96 katoenen draden tegelijk spinnen, wat een gemakkelijkere en snellere methode was dan ooit tevoren.




Slide 20 - Tekstslide


Cotton Gin
1793



  • Omdat het spinnen en weven veel sneller ging was er ook meer katoen nodig.
  • Om de zaden sneller uit katoenpluizen te halen vond de Amerikaan Eli Whitney de Cotton Gin uit ("Katoen motor"). Gevolg?
  • Slavernij neemt toe: er zijn veel meer slaven nodig om de katoen te plukken...




Slide 21 - Tekstslide


Stoommachine
rond 1764 






  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet
  • Hoger rendement...




De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.

Slide 22 - Tekstslide

Noem één voordeel en één nadeel van een stoommachine

Slide 23 - Open vraag

Modern Imperialisme

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

noodzaak tot grondstoffen en afzetmarkten
  • Afrika en Azie hadden grondstoffen voor de Europese fabrieken.
  • Grote hoeveelheden voor een lage prijs.
  • Goedkopere producten
  • Grotere afzetmarkten

Slide 29 - Tekstslide

Kolonialisme?
  • Vanaf 15de eeuw: kolonialisme --> veroveringen met een economisch doel
  • Kenmerkend: handelsposten op de kusten
  • Vanaf 19de eeuw: modern imperialisme
  • Combinatie van economische en politieke doelen (en culturele..)
  • Politiek: bewijzen macht eigen land (nationalisme)
  • Economisch: grondstoffen en afzetmarkten voor industrie
  • Cultureel: sociaal-darwinisme

Slide 30 - Tekstslide

0

Slide 31 - Video

verdere voorbeelden
Fashoda-incident 

Slide 32 - Tekstslide

Belgisch Congo
Onder Belgisch bestuur daalde de bevolking van circa 20 miljoen naar 8 miljoen

Slide 33 - Tekstslide

8.2 Een nieuwe samenleving

Slide 34 - Tekstslide

kenmerkende aspecten
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

Discussies over de sociale kwestie

De opkomst van emancipatiebewegingen

Slide 35 - Tekstslide

0

Slide 36 - Video

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 37 - Tekstslide

Arbeiders staan buitenspel
  • Vanaf de Verlichting: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
  • Maar in de industriesteden was daar niks van te merken. Iedereen was arm en probeerde te overleven.
  • Sociale kwestie: bewustwording van het feit dat er in de eerste fase van de Industriele Revolutie een groot verschil tussen de verschillende sociale groepen was ontstaan (rijk-arm) die dringend om een oplossing vroeg.

Slide 38 - Tekstslide

Dit is Adam Smith. Hij leefde van 1723 tot 1790. Hij was een liberale denker. Hij vond dat mensen zoveel mogelijk vrij gelaten moesten worden.
Volgens Adam Smith was de mens een beetje een egoist, maar dat vond hij niet erg. Egoisme zorgde er volgens hem juist voor dat mensen konden overleven.

Slide 39 - Tekstslide

Het liberalisme
  • Adam Smith: de mens kan overleven, omdat hij aan zichzelf denkt. De overheid moet zich zo min mogelijk bezighouden met de individuele burger. Vrijheid staat centraal.
  • Liberalen wilden dus niet meewerken aan het oplossen van de sociale kwestie!

Slide 40 - Tekstslide

Volgens Adam Smith was het
najagen van eigenbelang
uiteindelijk goed voor de hele
samenleving. Leg dit uit!

Slide 41 - Open vraag

Dit is Karl Marx. Hij kwam op voor de situatie van de arbeiders en wilde gelijkheid. Hij vond dat de fabrieken nooit in handen mochten zijn van één of een paar personen. Alles moest eerlijk gedeeld worden.
De aanhangers van Marx verdeelden zich in twee groepen. De communisten wilden een opstand (revolutie) waarna het kapitaal (het geld, de fabrieken) in handen zouden zijn van de staat. Iedereen zou het zelfde inkomen krijgen. De sociaaldemocraten (socialisten) wilden dat de overheid met wetten zou komen die uitbuiting tegen zouden gaan.

Slide 42 - Tekstslide

Bourgeoisie tegenover proletariaat
  • Karl Marx: in de geschiedenis vindt er een strijd plaats tussen twee klassen (de rijken en de armen). Er moest volgens hem een revolutie plaatsvinden om deze strijd op te lossen.
  • In de praktijk ontstonden er twee groepen:
    1. communisten: zij geloofden dat een gewelddadige revolutie noodzakelijk was
    2. sociaaldemocraten: zij wilden de situatie van de arbeiders verbeteren d.m.v. de wetgeving

Slide 43 - Tekstslide

Hoe zou de klassenstrijd volgens Marx verlopen?

Slide 44 - Open vraag

De chartisten
  • Roep om hervormingen bleef, oa:
  • 'People's charter' > chartisten (1838):
  • - algemeen mannenkiesrecht
  • - jaarlijks geheime verkiezingen
  • - uitbreiding passief kiesrecht
  • - vergoeding parlemenstleden
  • - verdere herindeling kiesdistricten
  • Beweging zakte in door:
  • sociale wetgeving + andere actoren

Slide 45 - Tekstslide