Erfelijkheid & Evolutie

Erfelijkheid & Evolutie
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Erfelijkheid & Evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Aa
AA
rr
RR
Qq
hh
HH
Gg

Slide 2 - Sleepvraag

Fainting Goats
Het "flauwvallen" van deze geiten is een recessieve eigenschap.

Slide 3 - Tekstslide

Twee niet-flauwvallende heterozygote geiten krijgen samen nakomelingen.
Welk percentage van de nakomelingen valt flauw?
Maak gebruik van een kruisingsschema.
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 4 - Quizvraag

Maak deze examenopdrachten

Slide 5 - Tekstslide

STAMBOMEN (Basisstof 4)
Schrijf als het mogelijk is altijd in de stamboom!



Slide 6 - Tekstslide

Stamboom
In een stamboom worden vrouwen altijd weergegeven met een cirkel, en mannen met een vierkant.
De kleuren geven de fenotypen weer: zwart haar of blond haar.

Wat zijn de genotypen van deze gezinsleden?

Slide 7 - Tekstslide

Stambomen

Slide 8 - Tekstslide

Maak opgaven 1, 2, 4 en 5 op bladzijden 187 t/m 189 

Slide 9 - Tekstslide

Maak deze examenopgaven

Slide 10 - Tekstslide

Genetische variatie

Ontstaat door geslachtelijke voortplanting en mutaties.

Slide 11 - Tekstslide

Voortplanting op natuurlijke wijze
Geslachtelijk: met bevruchting = veel genetische variatie
Ongeslachtelijk: zonder bevruchting (klonen) = weinig genetische variatie
  • Een stukje van een volwassen plant groeit uit tot een nieuw plantje 
  • Bol (ondergronds stukje stengel met korte, dikke bladeren en klisters)
  • Knol (reservevoedsel met ogen)
  • Uitlopers
  • Wortelstokken

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting?
A
Geslachtelijke voortplanting zorgt voor weinig genetische variatie, terwijl ongeslachtelijke voortplanting veel genetische variatie oplevert.
B
Geslachtelijke voortplanting en ongeslachtelijke voortplanting leveren beide weinig genetische variatie op.
C
Geslachtelijke voortplanting zorgt voor veel genetische variatie, terwijl ongeslachtelijke voortplanting weinig genetische variatie oplevert.
D
Geslachtelijke voortplanting en ongeslachtelijke voortplanting leveren beide veel genetische variatie op.

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn de verschillende manieren van ongeslachtelijke voortplanting?
A
Fotosynthese, ademhaling, transpiratie en verrotting.
B
Bacteriële deling, celdeling, mitose en meiose.
C
Uitlopers, wortelstokken, bollen en knollen.
D
Zaadverspreiding, windverspreiding, insectenbestuiving en zelfbestuiving.

Slide 14 - Quizvraag

Mutaties
DNA kan beschadigd raken -> verandering in DNA -> mutatie

Albino (mutant)

Slide 15 - Tekstslide

Mutagene invloeden - mutageen

Slide 16 - Tekstslide

Mutaties
Mutaties kunnen goed of slecht zijn, dat hangt af van het milieu.
De albino egel zal meer opvallen dan een normale egel, en heeft daardoor een grotere kans opgegeten te worden. De mutatie is dus nadelig.
De bruine vlinders vallen juist minder op. Deze mutatie is voordelig in het afgebeelde milieu.


Slide 17 - Tekstslide

Natuurlijke selectie

Slide 18 - Tekstslide

Evolutietheorie
Soorten ontstaan door natuurlijke selectie
Die is uit te leggen in de volgende stappen:
1) Er ontstaat een mutatie in een groep organismen. 
2) Door deze mutatie heeft dit dier een grotere overlevingskans.
3) Hierdoor kan het dier meer voortplanten, waardoor het de mutatie doorgeeft aan de volgende generatie. 
4) Er zijn steeds meer dieren die deze eigenschap hebben. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Basisstof 5:
Opgaven 1 t/m 3, 5 en 6

Basisstof 6:
Opgaven 1 en 2, 4, 6 en 7

Slide 21 - Tekstslide