Intro gedragseco met dictator game

Gedragseconomie 
Vandaag: 
-Kennismaken met de homo economicus 
-Wat heeft de bioscoop hier mee te maken?



                                                 
© copyright 1979-2021 Peter Pennartz
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Gedragseconomie 
Vandaag: 
-Kennismaken met de homo economicus 
-Wat heeft de bioscoop hier mee te maken?



                                                 
© copyright 1979-2021 Peter Pennartz

Slide 1 - Tekstslide

-Teams opstarten 
-Leerlingen welkom heten
-Slide 3 laten zien met inlogcode Lessonup 
-Evt. aanwezigheid controleren 
-Plan voor vandaag vertellen: 
1. introductie in gedragseconomie 
- Gedragseconomie is een nieuwe stroming binnen de economie, waar psychologische aspecten bij het economische besluitvormingsproces van individuen en instituten worden onderzocht.
2. planning van de les, 
3. mededelen dat de slides in teams komen.
- Geef aan dat er notities met extra toelichting staan per slide
- Knopje “toon bij leerlingen” aanvinken, zodat de leerlingen de slides kunnen zien.
-Uitleg onderdeel 1: Jullie krijgen een keuze voorgelegd, waarvoor je zou kiezen? 

Stel je voor je wilt een bijbaantje. Je hebt twee opties om uit te kiezen. Je kan kiezen om fietsend kranten te gaan bezorgen, of om fietsend maaltijden te gaan bezorgen. Je vindt dit allebei even leuk werk.
  • Als je kranten gaat bezorgen krijg je een vast loon, namelijk 300 euro per maand.
  • Als je maaltijden gaat bezorgen, hangt je loon af van of er bestellingen gedaan worden. Er is een 50 % kans dat het druk is en een 50% kans dat er geen bestellingen binnenkomen.              Als het druk is, verdien je 600 euro per maand, maar als er geen bestellingen binnenkomen verdien je niks.
Welk van de bijbaantjes zou jij kiezen?







Je wilt een bijbaantje. Je hebt twee keuzes. Je kan ervoor kiezen om met de fiets avondkranten te gaan bezorgen of om met de fiets maaltijden te gaan bezorgen. Je vindt dit allebei even leuk werk en je moet er rekening mee houden dat je iedere dag tussen 18:00 en 22:00 uur beschikbaar bent.

  • Als je avondkranten gaat bezorgen krijg je een vooraf afgesproken bedrag aan loon, namelijk 300 euro per maand.
  • Als je maaltijden gaat bezorgen, hangt je loon af van of er bestellingen gedaan worden. Er is een kans van 50% dat er bestellingen binnenkomen en een kans van 50% dat er geen bestellingen binnenkomen. Als er bestellingen binnenkomen, is je loon 600 euro per maand, maar als er geen bestellingen binnenkomen krijg je geen loon.

Welk bijbaantje zou jij kiezen?

Slide 2 - Tekstslide

- Samenvatten: 2 baantjes, die vind je even leuk. Ze zijn op dezelfde tijden en er zijn evenveel uren beschikbaar zijn. Het verschil is dus of een vast loon of een loon waarbij je 50 procent kans hebt op 600 en 50 kans op niks.
- Leerlingen duidelijk uitleggen dat het experiment op zichzelf staat en los staat van de echte wereld. Probeer te voorkomen dat de leerlingen er dingen bij gaan halen uit de echte wereld (bv Uber, waarbij je zelf bepaalt wanneer je een maaltijd rondbrengt). 
- Leerlingen eventueel de keuzes zelf laten lezen.
- Geef aan dat de leerling ook als er geen bestellingen binnenkomen wel de hele tijd in het restaurant aanwezig moeten zijn. 
-Volgende slide: leerlingen maken keuze via Lessonup
A) Avondkranten bezorgen met een vooraf afgesproken bedrag aan loon van 300 euro per maand

B) Maaltijden bezorgen met 50% kans op 600 euro loon per maand en 50% kans op 0 euro loon per maand
A
Avondkranten bezorgen
B
Maaltijden bezorgen

Slide 3 - Quizvraag

-Laat leerlingen keuze invullen
-Kijk wat uitkomst is en bespreek deze 
--De keuze zou je niks uit moeten maken. 50% kans op 600 en 50% kans op 0 betekent gemiddeld 300 euro, wat hetzelfde is als de avondkranten bezorgen.
Laat zien dat:
=> Als meer leerlingen het vaste loon hebben gekozen: Zij willen zekerheid en willen het risico op niks vermijden.
=> Als meer leerlingen het variabele loon hebben gekozen: Ze durven meer risico te nemen.

Berekening
100 % kans op € 300 = € 300 

50% kans op € 0 en 50% kans op € 600 
= 0,5* €0 + 0,5*€ 600 = € 300

Slide 4 - Tekstslide

Aangeven waarom we deze vraag hebben gesteld:
In de traditionele economie gaan we uit van de homo economicus, maar aan de hand van experimenten laat de gedragseconomie zien dat wij ons niet altijd gedragen als homo economicus. We moeten daarvoor eerst weten wat homo economicus is en dan kunnen we laten zien dat ons gedrag daar niet (altijd) bij aansluit. Gedragseconomie komt mede tot stand door het gedrag van mensen in dit soort experimenten te analyseren en dus te ontdekken waarin mensen afwijken van de assumpties van die homo economicus. 
Stel dat de overheid zich voorbereidt op de uitbraak van een onbekende Aziatische ziekte, waarvan verwacht wordt dat die 600 mensen doodt. En stel dat er twee alternatieven worden voorgesteld waarvan de wetenschappelijk ingeschatte risico’s als volgt zijn. 
* Bij beleid A worden 200 mensen zeker gered. 
* Bij beleid B is er 1/3 kans dat 600 mensen worden gered en 2/3 kans dat niemand wordt gered. 
Welke keuze maakt u?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke kies je
A
Bij beleid A worden 200 mensen zeker gered.
B
Bij beleid B is er 1/3 kans dat 600 mensen worden gered en 2/3 kans dat niemand wordt gered

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het tweede dilemma betreft dezelfde ziekte, maar alternatief beleid. 

* Bij beleid C komen 400 mensen met zekerheid te overlijden. 
* Bij beleid D is er een kans van 1/3 dat niemand overlijdt en een kans van 2/3 dat 600 mensen overlijden. 
Welke keuze maakt u nu?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
Beleid C
B
Beleid D

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meerderheid bij A vs B was risicomijdend; het vooruitzicht om 200 mensen met zekerheid te redden won het van het vooruitzicht om met een kans van 1/3 600 mensen te redden.

Bij C vs D risiconemend; de zekere dood van 400 mensen werd minder acceptabel gevonden dan de kans van 2/3 dat 600 mensen overlijden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De crux van het experiment is dat dilemma 1 en 2 in feite hetzelfde zijn, maar dat hun framing anders is. En niet zonder gevolgen. Als de opties als winst worden geframed (dilemma 1) zijn mensen risicomijdend, als de opties als verlies worden geframed (dilemma 2) zijn mensen risiconemend.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homo economicus, wie is dat?
Kenmerken
Rationeel  
Streeft eigenbelang na
De homo economicus maximaliseert dus zijn eigen opbrengst

  • In sommige economische modellen wordt verondersteld dat elk mens zich gedraagt als de homo economicus, maar is dat ook zo? 
  • Nieuwe laptop kopen (niet rationeel)
  • Goede doelen (streeft geen rechtstreeks financieel eigenbelang na)




Slide 12 - Tekstslide

- Aangeven dat je gedragseconomie wil uitleggen door eerst te kijken naar wat een homo economicus is en dan kijken of dit klopt met de gedragseconomie.
- De homo economicus heeft een aantal kenmerken:
- Een van de belangrijkste kenmerken van een homo economicus is dat hij/zij rationeel is.
Rationeel zijn betekent dat je je keuzes tussen alle jou bekende opties goed doordenkt en consequent (steeds op dezelfde wijze) redeneert.
- De homo economicus heeft volledige informatie, dus alle informatie die hij nodig heeft voor het maken van een keuze is beschikbaar en hij kan deze informatie ook verwerken.
-De homo economicus streeft zijn eigen belang na en maximaliseert zijn opbrengst. (maximaliseren opbrengst: voor een zo hoog mogelijke opbrengst gaan met de middelen die je hebt)
-Bij homo economicus heb je gedragseconomie niet nodig, want je weet precies wat hij gaat doen
-economische modellen zoals.....geef voorbeelden van modellen die de leerlingen al hebben behandeld.
- Klopt die veronderstelling van de homo economicus wel? 
Stel je bijvoorbeeld voor dat je een nieuwe laptop gaat kopen. Wat zou jij dan doen om te bepalen welke laptop jij wil? Je gaat waarschijnlijk niet alle winkels en websites die er bestaan bekijken om te ontdekken welke laptop het beste bij jou past. Dat zou enorm veel tijd kosten. Je zou waarschijnlijk een paar websites bekijken en dan al een keuze maken. Mensen zijn dus niet volledig rationeel en hebben ook geen volledige informatie.
Mensen zijn ook niet altijd alleen geïnteresseerd in hun eigen opbrengst/welvaart. Denk bijvoorbeeld aan het bestaan van goede doelen. Als je geld geeft aan een goed doel, verhoogt dat jouw opbrengst/welvaart niet, je geeft juist geld weg. Toch zien we dat mensen veel geld geven aan goede doelen. Blijkbaar vinden mensen het toch wel erg belangrijk dat andere mensen het ook goed hebben en zijn we niet alleen met ons eigen belang bezig.

-Leerlingen vragen of zij een voorbeeld kunnen geven waarbij mensen niet rationeel zijn (zie volgende slide voor invullen)
Noem een voorbeeld waarbij iemand niet rationeel is.

Slide 13 - Open vraag

-Leerlingen laten invullen. Antwoorden verschijnen op de slide
-Aantal antwoorden doorlopen en leerlingen vragen om toelichting.
- Wanneer een antwoord duidelijk gericht lijkt te zijn op eigenbelang, stel de desbetreffende leerling de vraag waarom dit volgens de leerling rationeel is.

Economische modellen en de homo economicus

Als de kenmerken van een homo economicus niet overeenkomen met het gedrag van mensen, waarom gebruiken we deze dan toch in sommige modellen?

  • Het is te complex om rekening te houden met het (verschillende) gedrag van alle mensen, dus gebruiken we modellen wat een versimpeling van de werkelijkheid is. 



Slide 14 - Tekstslide

Leraar bespreekt dit. 
-De leraar geeft aan dat het heel complex wordt als je met al het gedrag van mensen rekening moet houden. Daarom gaan we in modellen vaak uit van de homo economicus.
-Het inzicht van de mens als niet homo economicus (niet rationeel, niet eigenbelang) is “relatief’’ nieuw (wetenschappelijk inzicht en praktijk).


Gedragseconomie in de praktijk

Slide 15 - Tekstslide

- In de volgende slides zijn twee voorbeelden opgenomen uit de praktijk. 
Het doel van de catering in de bioscoop 
  • Twee opties: small en large 

Bioscopen streven ernaar om mensen meer 
geld te laten uitgeven aan popcorn.

Hoe kan de bioscoop dit bereiken?

copyright: Hochma, T. 2020

Slide 16 - Tekstslide

-Aangeven: om mensen meer geld uit te laten geven aan popcorn wil je klanten verleiden om ander gedrag te vertonen (eerst klein nu groot)
Bioscoop wil dat de mensen meer geld uitgeven aan popcorn.
-Eerst zijn er 2 soorten popcorn, klein en groot.
Er is een duidelijk prijsverschil. De bioscoop wil natuurlijk dat jij die grote popcorn bestelt maar mensen kochten de kleine, omdat ze de grote te duur vonden. Je wil mensen verleiden tot ander gedrag. Hoe?
De oplossing van de bioscoop
  • Een afleider zorgt ervoor dat een aantal mensen meer geld uitgeven voor de duurdere large popcorn  in plaats van de goedkopere small popcorn. 

copyright: Hochma, T. 2020

Slide 17 - Tekstslide

-De medium popcorn wordt toegevoegd als optie. Dat is de afleider. De large is maar 50 cent duurder dan de medium, en dan denk je eerder: dan pak ik large.
- De bioscoop wil niet dat je de medium popcorn koopt. De medium popcorn wordt gebruikt zodat jij de grote popcorn koopt in plaats van de kleine popcorn.

Decoy effect / afleidingseffect
De voorkeur tussen groot en klein verandert, wanneer er een medium wordt toegevoegd. Omdat er een derde minder aantrekkelijke keuze is, verandert de voorkeur tussen de twee andere keuzes, terwijl die niet verandert zijn.


De bioscoop gebruikt de kennis uit de gedragseconomie om mensen meer geld te laten uitgeven aan popcorn
Ook wel 'lokvogel' effect genoemd..

Slide 18 - Tekstslide

- De afleider wordt ook wel 'lokvogel' genoemd 

- Hier verandert dus de voorkeur tussen groot en klein, als er een medium wordt toegevoegd. Omdat er een derde minder aantrekkelijke keuze is, verandert jouw voorkeur tussen de twee andere keuzes, terwijl die keuzes niet veranderd zijn. 
Stel je staat bij de bioscoop en je hebt zin in popcorn. Hoe kan je ervoor zorgen dat het afleidingseffect geen rol speelt bij het maken van je keuze?

Slide 19 - Open vraag

- -Leerlingen vragen hoe zij kunnen zorgen dat de lokvogel hun keuze niet beïnvloedt. 
- Antwoorden bespreken.
Orgaandonatie in Nederland

Wat is er op 1 juli 2020 veranderd in Nederland met betrekking tot de Wet orgaandonatie?  

Slide 20 - Tekstslide

- Wie weet wat er recent veranderd is? 
- Als niemand reageert, 2-3 mensen beurt geven
 - Wanneer niemand het  weet dan zelf vertellen (zie volgende slide).
- Eventueel kan door tijdsgebrek ervoor gekozen worden om direct zelf uit te leggen wat er veranderd is. 
Van opt-in naar opt-out systeem
Opt-in: alleen donor wanneer je jezelf registreert als donor
Opt-out: automatisch donor wanneer je geen bezwaar maakt 

Zou dit verschil maken voor de keuze 
   van een homo economicus?

Slide 21 - Tekstslide

- Beknopt herhalen wat er bij de vorige slide is verteld door de leerlingen.
- Anders uitgebreid verschil uitleggen:
Er is een groot tekort aan orgaandonaties. Dit kan worden opgelost door een hoger aantal mensen te laten kiezen om een potentiële donor te worden.
Mensen hebben altijd zelf die keuze. 
Die keuze wordt wel anders verwoord: in sommige landen ben je het niet, tenzij je expliciet aangeeft dat je donor wil worden (opt-in, explicit consent).
In andere landen is iedereen in principe donor, tenzij je expliciet aangeeft dat je geen donor wilt zijn (opt-out, presumed consent). Er is dus een verschil in standaard.

-Als je rationeel bent zou het niet uit moeten maken.
Maakt het voor de keuze van de homo economicus uit of er een opt-in of opt-out systeem wordt gebruikt?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

- Leerlingen vragen of de keuze van de homo economicus afhangt van welk systeem er is.
- Antwoord bespreken: als je rationeel bent zou dit net uit moeten maken, je hebt je keuze gemaakt en laat je niet beïnvloeden door de manier waarop die keuze wordt gepresenteerd.







Copyright 2003 by the American Association for the Advancement of Science. 

Slide 23 - Tekstslide

- Onderzoek heeft laten zien dat veel meer mensen toestemming geven in landen waar de standaard is dat je al donor bent. 

- Mensen pakken de standaard optie. De overheid wil meer orgaandonaties, de meest voor de hand liggende manier is om de standaard optie te wijzigen naar automatisch donor. 
 
 - Effectieve consensus ratio per land. De vier landen aan de linkerkant waren in 2003 landen met een opt-in systeem: je moet zelf aangeven wanneer je donor wil worden.
De landen aan de rechterzijde hanteren het opt-out systeem: je moet aangeven wanneer je niet donor wil worden.
- Doordat de overheid de keuze anders verwoordt zijn er veel meer donoren. 





  • Conclusie: door het veranderen van de keuze komen er meer donoren.

Slide 24 - Tekstslide

- Conclusies: er komen nu meer donoren wanneer je mensen een andere keuze geeft. 
Meer donoren kan betekenen dat er meer levens gered kunnen worden.
- Gedragseconomie wordt dus niet alleen gebruikt voor marketing, maar ook om meer donoren te krijgen en zo mogelijk meer levens te redden!
Afsluiting 
Deze les:
  • De homo economicus
  • De dictator game
  • Voorbeelden uit de praktijk

Slide 25 - Tekstslide

-Slide met belangrijkste punten van de les.
- Loop deze punten door met de leerlingen

Noem twee kenmerken van de homo economicus

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld waarin jij niet handelde als homo economicus

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg met een voorbeeld uit hoe de kennis van gedragseconomie in de praktijk wordt toegepast.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dictator game
Je wordt willekeurig ingedeeld met een andere klasgenoot, jullie vormen een tweetal. Je weet niet met welke klasgenoot je dit tweetal vormt. Een van jullie is speler A en de ander speler B. Als tweetal ontvangen jullie 8 muntjes van   €1. Speler A mag beslissen hoe hij/zij deze € 8 verdeelt tussen de twee spelers.

 Controlevraag
 Als speler A ervoor kiest om € 6 aan speler B te geven, hoeveel heeft speler A dan zelf?

Slide 29 - Tekstslide

- Lees de instructies van experiment 2 voor aan de leerlingen. 
- Stel de controlevraag 
Als speler A ervoor kiest om € 6 aan speler B te geven, hoeveel houdt speler A dan zelf over?
€8
€7
€6
€5
€4
€3
€2
€1
€0

Slide 30 - Poll

- Antwoord is € 2
- Leg uit waarom we deze 'simpele' vraag stellen, zodat leerlingen hier niet verontwaardigd op reageren.
Onderzoekers doen bij gedragseconomie ook vaak van dit soort experimenten om erachter te komen hoe mensen in het echt zich gedragen en of dat afwijkt van de homo economicus. Ze stellen dan vaak eerst een controlevraag als 8-2=6, omdat ze er zeker van willen zijn dat de respondenten het experiment hebben begrepen. Als hier dus veel foute antwoorden uitkomen weten ze dat de resultaten van het experiment waarschijnlijk ook niet te vertrouwen zijn, omdat de respondenten het experiment misschien fout begrepen hebben. Dus voor de leerlingen is het misschien een saaie, simpele vraag, maar voor de uitkomst van het experiment is het wel heel belangrijk

Als speler A rationeel is en zijn eigen uitkomst maximaliseert, welk bedrag zal hij aan speler B geven?
€8
€7
€6
€5
€4
€3
€2
€1
€0

Slide 31 - Poll

- Antwoord: dan geeft hij niks. 
- Bespreek de gegeven antwoorden met leerlingen 

- Bespreek wat de dictator game laat zien. Het experiment laat zien dat bepaalde normen een rol spelen bij het nemen van economische beslissingen en dat mensen niet altijd rationeel of vanuit eigenbelang handelen. 
Nu jullie
Iedereen heeft een nummer gekregen 
Iedereen heeft een formulier gekregen 
Vul op het formulier in hoeveel van de €8 je aan de ander geeft 


Slide 32 - Tekstslide

https://pairs.austincodingacademy.com

Interessant: dit meerdere keren achter elkaar doen. Gaan ze steeds meer geven, steeds minder? 
bv in excel bijhouden wat gemiddeld gegeven wordt 
en leerlingen op hun formulier laten bijhouden wat ze iedere ronde geven 
Ultimatum vs dictator
Nu gaat het als volgt: de dictator kiest eerst hoeveel van de €8 hij aan de ander geeft. De ander mag dat bod accepteren of weigeren 
Bij accepteren: de verdeling vindt plaats zoals de dictator die had gekozen 
Bij weigeren: beide spelers krijgen niks 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken experiment
Noem een reden waarom speler A een gedeelte van de € 8 aan speler B zou geven.
  • Deelt graag met anderen
  • Wil door anderen gezien worden als iemand die deelt
  • Wil door zichzelf gezien worden als iemand die deelt
  • Houdt niet van een ongelijke verdeling
  • Geeft niet om geld
  • Verwacht op een later moment ervoor beloond te worden 
  • De andere persoon is aardig/aantrekkelijk





Slide 34 - Tekstslide

- Vraag aan de leerlingen, waarom speler A  iets aan speler B zou geven. 
- Laat enkele leerlingen aan het woord komen. 
- Geef bij de laatste twee redenen aan dat deze alleen gelden als speler A wel weet wie speler B is en andersom. Bij de overige redenen maakt het niet uit of de spelers dit weten.

1. Vul op het blaadje in hoeveel jij aan de ander wilt geven 
De blaadjes worden nu gewisseld 
2. Vul op het blaadje in of je het bod accepteert

Slide 35 - Tekstslide

Op het bord aangeven wat de uitkomsten zijn 

Bespreken: 
-maak je een andere keuze als de ander kan accepteren/weigeren 
-Geef je meer of minder 
-Accepteer of weiger je 

-Zou het uitmaken als je weet wie het is?  

Gemiddeld geeft de dictator ongeveer 30% , meer als de endowment meer is 
Vrouwen geven meer dan mannen (6%) 
Studenten geven minder
 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies