Hoofdstuk 4,3 Herhaling
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Mantel
Aardkorst
binnenkern
Convectiestroom
Buitenkern
Slide 2 - Sleepvraag
Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
Exogene krachten
B
Breuk
C
Convectiestroom
D
Mantel
Slide 3 - Quizvraag
Hypocentrum
Epicentrum
Slide 4 - Sleepvraag
timer
0:30
Geen bevingen, wel vulkanen
Hevige beving, veel vulkanen
Hevige beving, geen vulkanen
Slide 5 - Sleepvraag
Slide 6 - Tekstslide
Welke uitspraak is juist?
timer
0:30
A
Vulkanen en aardbevingen komen voornamelijk voor bij plaatranden.
B
Exogene krachten werken van binnenuit op de aardkorst in.
C
Een continentale plaat is zwaarder dan een oceanische plaat.
D
Subductie is het uit elkaar gaan van de platen
Slide 7 - Quizvraag
Bij welke vulkaan hoort het kenmerk?
flauwe helling
flauwe helling
timer
0:20
A
stratovulkaan
B
schildvulkaan
C
caldeiravulkaan
Slide 8 - Quizvraag
Bij welke vulkaan hoort het kenmerk?
ingestorte krater.
ingestorte krater.
timer
0:20
A
stratovulkaan
B
schildvulkaan
C
caldeiravulkaan
Slide 9 - Quizvraag
Bij welke vulkaan hoort het kenmerk?
lava is heel stroperig
lava is heel stroperig
timer
0:20
A
stratovulkaan
B
schildvulkaan
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de naam van het gebied rondom Japan waar veel werkzame vulkanen zijn?
timer
0:30
Slide 11 - Open vraag
Bij welke plaatbeweging ontstaan veel stratovulkanen?
timer
1:00
A
Divergentie
B
convergentie
C
transform
Slide 12 - Quizvraag
Bij welke plaatbeweging ontstaat de mid-oceanische rug?
timer
0:20
A
divergentie
B
convergentie
C
transform
Slide 13 - Quizvraag
Wat voor soort vulkanen ontstaan bij divergentie?
timer
0:20
A
schildvulkanen
B
stratovulkanen
