Hoofdstuk 4.4 en 4.5 basis 3de jaars

Stroomsterkte
Hoe hard de elektriciteit stroomt, noemen we de stroomsterkte.

De stroomsterkte meet je in ampère (A).


1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Stroomsterkte
Hoe hard de elektriciteit stroomt, noemen we de stroomsterkte.

De stroomsterkte meet je in ampère (A).


Slide 1 - Tekstslide

Spanning (U)
Op een apparaat staat een spanning.
Dit is de 'pompkracht' wat er voor zorgt dat een apparaat werkt. Dat is dus de energie die per seconde geleverd kan worden! 




grootheid
symbool
eenheid
symbool
spanning
U
volt
V

Slide 2 - Tekstslide

serieschakeling
parallelschakeling
Stroomsterkte
overal gelijk
verdeelt zich over de takken
Spanning
verdeelt zich over de apparaten
overal gelijk
Stroomsterkte en spanning in een serie- of parallelschakeling

Slide 3 - Tekstslide

REKENEN MET SPANNING, STROOMSTERKTE EN WEERSTAND
Leerdoel:
hoe je rekent met spanning en stroom

Slide 4 - Tekstslide

Weerstand
Weerstand bij water werkt hetzelfde als bij elektriciteit

Stroomt het makkelijk dan is er een lage weerstand.
Gaat het er moeilijk doorheen dan is er een hoge weerstand
Grootheid
Eenheid
Sym.
Spanning
Volt
V
Stroomsterkte
Ampere
A
Weerstand
Ohm
Ω

Slide 5 - Tekstslide

STAPPENPLAN

GEGEVEN
GEVRAAGD
EENHEID
FORMULE
BEREKENING
ANTWOORD
FORMULE

weerstand= spanning / stroomsterkte


Grootheid
Eenheid
Sym.
Spanning
Volt
V
Stroomsterkte
Ampere
A
Weerstand
Ohm
Ω

Slide 6 - Tekstslide

formules
weerstand=spanning / stroomsterkte
stroomsterkte=spanning / weerstand
spanning=stroomsterkte x weerstand

Slide 7 - Tekstslide

Omrekenen
milli-Ampère (mA)
Ampère
(A)
: 1000
x 1000
milli-Volt
 (mV)
Volt
(V)
: 1000
x 1000

Slide 8 - Tekstslide

Oefenopdracht
bladzijde 46, 47

Slide 9 - Tekstslide

De weerstand berekenen (3)
In dit voorbeeld is de spanning U = 9,0 Volt.
De stroomsterkte I = 0,90 Ampère.

Je kunt nu de weerstand (R)
berekenen met de wet van Ohm:
R = U : I
R = 9,0 V : 0,90 A = 10 Ohm

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit wat de weerstand van een apparaat is

Slide 11 - Open vraag

Welke formule gebruik je om de weerstand te berekenen
A
stroomsterkte= spanning/weerstand
B
weerstand= spanning x stroomsterkte
C
spanning = stroomsterkte x weerstand
D
weerstand= spanning /stroomsterkte

Slide 12 - Quizvraag