In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Module E3 P2 W1
Begeleiden en ondersteunen
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
Gesprekstechnieken
Motiverend gesprek
Intervisie
Tijd over? Oefenen met casussen
Slide 2 - Tekstslide
Periode opdracht
Gespreksvoering met simulatie patient
Observatielijsten maken
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
LSD staat voor...
A
Leren, Samen, Doorzetten
B
Luisteren, Samenvatten, Doorgaan
C
Leren, Samenvatten, doorvragen
D
Luisteren, Samenvatten, Doorvragen
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Smeer NIVEA staat voor...
A
Nooit Invullen Voor Een Ander
B
Na Interactie Van Een Ander
C
Niet Invullen Voor Een Ander
D
Na Inleiding Van Een Ander
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Maak je niet DIK, bedoelen ze mee
A
Let op je lijn
B
Denk In Kwaliteiten
C
Denk, Individueel, Kwaliteit
D
Zorgen maken is echt onzin
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Neem ANNA mee betekent...
A
Alleen Negatieve Notulen Aannames
B
Altijd Nadenken, Nooit Navragen
C
Altijd Navragen, Nooit Nadenken
D
Altijd Navragen, Nooit Aannemen
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Een OEN staat voor...
A
Open Eerlijk Nieuwsgierig
B
Oordelen, Ergeren, Nieuw
C
Open, Eigenlijk, Nieuwsgierig
D
Oordelen, Eigen, Nieuwsgierig
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Oma?
A
Omdat het jouw leerproces is
B
Oordelen, Meningen en Aannames
C
Originele, Mening, Aanpak
D
Waarom heeft ze jouw mening nodig?
Slide 15 - Quizvraag
Motiverend gesprek
Slide 16 - Tekstslide
Intrinsieke motivatie is.... (geef een voorbeeld)
Slide 17 - Open vraag
Excentrieke motivatie is... (geef een voorbeeld)
Slide 18 - Open vraag
Motiverend gesprek
Het uitgangspunt bij motiverende gespreksvoering is dat ieder mens twee kanten heeft: een 'goede' en een 'slechte' kant. Hierbij zou je je kunnen voorstellen dat op de ene schouder een duiveltje zit en op de andere schouder een engeltje.
Slide 19 - Tekstslide
Bij een motiverend gesprek probeer je niet...
A
de zorgvragen overtuigen
B
Zelf te laten praten, want wat weet hij nou?
C
Oplossingen aan te dragen
D
een neutrale en open houding aan te nemen
Slide 20 - Quizvraag
Welke gesprekstechnieken ken je nog meer?
Slide 21 - Woordweb
Belangrijke punten
Benoemen: dat geeft de ander de gelegenheid te reageren en aan te geven wat zijn bezwaren zijn.
Erkennen: laat weten dat u begrijpt dat de ander weerstand voelt. Dat maakt dat die persoon zich gehoord voelt, wat een deel van de weerstand vaak al wegneemt.
Bevragen: vraag rechtstreeks naar de bezwaren zodat u daarop in kunt gaan.
Slide 22 - Tekstslide
Belangrijke punten
Meebewegen en kantelen (judo): geef de ander gelijk in zijn bezwaren. Daarmee vergroot u de bezwaren eigenlijk uit. Dat is vaak ook weer niet de bedoeling, dus op dat moment zal de ander iets gaan toegeven.
Vermijden: ga niet in op de bezwaren. Spreek eventueel af dat u ze parkeert om er later nog op terug te komen. Gebruik deze tactiek vooral in situaties waarin het niet om een heel belangrijk punt gaat.
Slide 23 - Tekstslide
Belangrijke punten
Draagvlak creëren: door draagvlak te creëren zorgt u ervoor dat de ander bondgenoot wordt van uw plannen. Dat vermindert de weerstand enorm.
Van weerstand profiteren: vraag hoe de patiënt vindt dat het beter kan en leer van die inzichten.
Slide 24 - Tekstslide
Intervisie
Omgaan met familie van de zorgvragers
Omgaan met bizar gedrag van zorgvragers/familie/mantelzorgers