Hoofdstuk 2 paragraaf 2 Voedsel in de Verenigde Staten versie 2
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Welke woestijn moet je oversteken om van Mexico naar de Verenigde Staten te komen?
Slide 9 - Open vraag
Stef Biemans vertelt over een gezegde in Mexico. Vul de ontbrekende woorden in. ‘Een persoon kan drie … zonder eten, drie … zonder drinken, drie … zonder zuurstof en drie … zonder hoop.’
Slide 10 - Open vraag
Mexicanen die de grens oversteken krijgen een boekje met tips. Noem twee tips die in dit boekje staan.
Slide 11 - Open vraag
Wat doen De Adelaren van de Woestijn?
Slide 12 - Open vraag
Waarom zijn de rechtsextremisten tegen de komst van mensen uit Latijns-Amerika?
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Human Development Index (Ontwikkelingsindex
Human Development Index (HDI) van de Verenigde Naties meet voornamelijk armoede, analfabetisme, onderwijs en levensverwachting in een bepaald land of gebied.
Slide 17 - Tekstslide
Hoe meet je welvaart het best?
A
Met de HMI
B
Met de HDI
C
Met het totale BNP
D
Met het BNP per hoofd
Slide 18 - Quizvraag
Hoe meet je het welzijn van een land?
A
BNP
B
HDI
C
BBP/Hoofd
D
BRP
Slide 19 - Quizvraag
Op welk onderdeel is het HDI niet gebaseerd?
A
Voedselvoorziening
B
Onderwijs
C
Analfabetisme
D
Levensverwachting
Slide 20 - Quizvraag
Hoe wordt de HDI gerankt? Hoe dichter bij ..., hoe beter ontwikkeld
A
0
B
1
C
10
D
100
Slide 21 - Quizvraag
Wat wordt gemeten door het BNP?
A
De gemiddelde levensverwachting van een bevolking
B
De totale waarde van alle goederen en diensten geproduceerd in een land gedurende een bepaalde periode
C
De totale waarde van alle aandelen op de beurs
D
Het aantal werklozen in een land
Slide 22 - Quizvraag
Wat valt onder de tertiaire sector?
A
Alle economische activiteiten.
B
Grondstoffenwinning en landbouw.
C
Dienstverlenende activiteiten zoals onderwijs, gezondheidszorg en transport.
D
Productie van goederen.
Slide 23 - Quizvraag
Welke sector richt zich op het produceren van goederen?
A
De tertiaire sector.
B
De primaire sector.
C
Zowel de primaire als de tertiaire sector.
D
De secundaire sector.
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen de primaire, secundaire en tertiaire sector?
A
De primaire sector houdt zich bezig met grondstoffenwinning, de secundaire sector met productie en de tertiaire sector met dienstverlening.
B
De primaire sector houdt zich bezig met productie, de secundaire sector met grondstoffenwinning en de tertiaire sector met dienstverlening.
C
De primaire sector houdt zich bezig met dienstverlening, de secundaire sector met grondstoffenwinning en de tertiaire sector met productie.
D
De primaire sector houdt zich bezig met productie, de secundaire sector met dienstverlening en de tertiaire sector met grondstoffenwinning.
Slide 25 - Quizvraag
Wat betekent BNP?
A
Bruto Nationaal Prestaties
B
Bruto Nationaal Pensioen
C
Bruto Nationaal Productie
D
Bruto Nationaal Product
Slide 26 - Quizvraag
Globalisering:
Globalisering = Het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen goederen, geld en informatie.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Wat is extensieve veeteelt
A
Dat zijn kleine zelf voorzienende boeren
B
Dat zijn grote boerderijen
C
Dat zijn Kinderboerderijen
D
Dat zijn een soort huisdieren
Slide 29 - Quizvraag
Hoeveel inwoners heeft de Verenigde Staten?
A
meer dan 300 miljoen inwoners
B
meer dan 100 miljoen inwoners
C
meer dan 40 miljoen inwoners
D
meer dan 200 miljoen inwoners
Slide 30 - Quizvraag
Waarom zie je in een gebied met veel reliëf weinig landbouw
A
Het wordt daar al snel te koud voor landbouw
B
Door het hoogteverschil kan je geen rechte stukken land verbouw
Slide 31 - Quizvraag
1. Wat is de hoofdstad van de Verenigde Staten?
A
Chicago
B
New York
C
Los Angeles
D
Washington
Slide 32 - Quizvraag
Als we het hebben over een 'landklimaat' waar spreken we dan over?
A
Klimaat met warme zomers en koude winters. Neerslag valt in alle seizoenen.
B
Droog klimaat waar een paar maanden per jaar wat neerslag valt.
C
Klimaat met koele zomers en zachte winters en het hele jaar door neerslag.
D
Klimaat met droge, warme zomers en zachte, natte winters
Slide 33 - Quizvraag
In welk gebied van de Verenigde Staten maakt men gebruik van irrigatie?
A
Centrale laagvlakte
B
Kustvlakte
C
Great Plains
D
Great Basin
Slide 34 - Quizvraag
Langs de westkust van Amerika vind je hoge bergen. De regenschaduw vind je aan de oostkant van de bergen. Dit noemen we ook wel de ..........
A
Loefzijde
B
Lijzijde
Slide 35 - Quizvraag
De Verenigde Staten exporteren meer producten dan dat ze producten importeren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quizvraag
Bekijk de foto. Hier spreken we over .........?
A
Intensieve veeteelt
B
Extensieve veeteelt
C
Arbeidsintensief
D
Kapitaalintensief
Slide 37 - Quizvraag
De mensen die in cafés, winkels en restaurants werken, werken in de ........ sector?
A
Secundaire
B
Primaire
C
Economische
D
Tertiaire
Slide 38 - Quizvraag
Welke mensen in zijn voornamelijk landarbeider in de VS?
A
Amerikanen
B
Hispanics
C
Aglo-Amerikanen
D
Aziaten
Slide 39 - Quizvraag
Welke producten zijn gemaakt in de voedselverwerkende industrie?
A
Zuivel
B
Suikerriet en suikerbiet
C
Fruit en noten
D
Veevoer
Slide 40 - Quizvraag
Waarom importeert een groot land als de VS ook voedsel, terwijl ze zelf genoeg verbouwen en oogsten. Welke factoren spelen hierbij een rol?
A
Klimaat
B
Cultuur
C
Aantal mensen
D
Neerslag
Slide 41 - Quizvraag
Wat is onzichtbaar watergebruik?
A
Een krop sla wassen
B
Tanden poetsen
C
Kan koffie zetten
D
Je huis verwarmen
Slide 42 - Quizvraag
Binnen welk klimaat zal er veel waterstress aanwezig zijn en komt er veel irrigatie voor?
A
Steppeklimaat
B
Zeeklimaat
C
Landklimaat
D
Middellands Zeeklimaat
Slide 43 - Quizvraag
Het relief en het klimaat bepaald voor een groot deel of landbouw mogelijk is