In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
§3.2 Wie is de baas?
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van de les:
Weet je wat het verschil is tussen een werkgever en een werknemer.
Weet je wat een arbeidsovereenkomst en wat een proeftijd is.
Slide 3 - Tekstslide
Programma
Uitleg en aantekeningen werken voor een baas (15 min)
Lessonup quiz (10 min)
Zelfstandig opdrachten maken (15 min)
Galgje (10 min)
Keuzeopdracht (25 min)
Slide 4 - Tekstslide
Loondienst
Als je in loondienst bent werk je voor een baas (werkgever)
Jouw baas heeft een of meer mensen in dienst (werknemers)
Je ontvangt dan loon/salaris
Per 4 weken, maand of week
Slide 5 - Tekstslide
Arbeidsovereenkomst
Als je wordt aangenomen maak je afspraken met je werkgever
Zoals:
Aantal uren (deeltijd of voltijd)
Salaris
Hoeveel vakantiedagen
Duur van het contract (tijdelijk of vast)
Proeftijd
Opzegtermijn
Eerst lezen, dan ondertekenen!
Slide 6 - Tekstslide
Proeftijd
De tijd waarin werknemer en werkgever kijken of ze elkaar wat vinden
Mag maximaal 2 maanden duren!
Mag wel korter dan 2 maanden duren.
In de proeftijd mogen werknemer en werkgever de overeenkomst meteen beëindigen als ze niet tevreden zijn
Slide 7 - Tekstslide
Uren per dag uitrekenen
Slide 8 - Tekstslide
Een werkgever is..
A
Een bedrijf/eigenaar die werk aanbiedt
B
Iemand die werkt voor een eigenaar/bedrijf
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent loondienst?
A
Dat je eigen baas bent
B
Als je voor een baas werkt
C
Dat je een werkgever bent
Slide 10 - Quizvraag
Welke afspraken staan er in een arbeidsovereenkomst?
A
Afspraken over salaris
B
Afspraken over ziekte en verlof
C
Afspraken over werktijden
D
Afspraken over vakantiedagen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een arbeidsovereenkomst?
A
Een afspraak tussen werkgever en werkgever
B
Opzegtermijn
C
Proeftijd
D
Een afspraak tussen werknemer en werkgever
Slide 12 - Quizvraag
In een arbeidsovereenkomst staan afspraken waaraan...
A
De werkgever zich moet houden
B
De werknemer zich moet houden
C
De werkgever en werknemer zich moeten houden
Slide 13 - Quizvraag
Welke van de onderstaande afspraken staat NIET in een arbeidsovereenkomst?
A
Duur van de proeftijd
B
Grootte van de werkkamer
C
Hoogte van het loon
D
De omschrijving van de functie
Slide 14 - Quizvraag
Een proeftijd is een
A
Periode dat werknemer alles uitprobeert
B
Periode waarin er veel wordt geproefd
C
Periode dat werkgever en werknemer elkaar uitproberen
D
Maximaal 3 maanden.
Slide 15 - Quizvraag
Proeftijd maximale proeftijd bedraagt
A
0 maanden
B
1 maand
C
2 maanden
D
mag je zelf bepalen
Slide 16 - Quizvraag
Opdracht
Wat: Opdracht 16 t/m 22 (paragraaf 3.2)
Hoe: In je schrift
Tijd: 15 minuten (stiltemoment)
Resultaat: Beoordeel jezelf zoals de docent dat zou doen.
Klaar: iets voor jezelf. Niet op je telefoon.
timer
15:00
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Opdracht
Optie 1: oefening begrijpend lezen
Wat: Zoek een krantenartikel dat gaat over een van de begrippen van leerstof 1 en 2 (§3.2). Maak een samenvatting van 50 woorden over het krantenartikel.
Hoe: zoek op internet (ad.nl/nu.nl/metron-nieuws.nl). Lees het artikel. Zoek moeilijke woorden op in google. Beschrijf de titel en de hoofdgedachte van de tekst. Waar en wanneer speelt het zich af? Schrijf de moeilijke woorden ook op met de betekenis die je hebt gevonden.
Tijd: 20 minuten (stiltemoment)
Resultaat: 2 leerlingen delen werk met de klas.
Klaar: iets voor jezelf. Niet op je telefoon.
optie 2: Maak een stripverhaal van Paragraaf 3.2
optie 3: Maak de rekenparagraaf van hoofdstuk 3
timer
20:00
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van de les:
Je kunt het verschil tussen een vaste baan en een tijdelijke baan uitleggen.
Je weet wat de gevolgen van technologische ontwikkelingen kunnen zijn.
Slide 21 - Tekstslide
Tijdelijk contract
Een tijdelijke baan is voor een afgesproken periode.
Voorbeeld:
Jaarcontract => De werkgever wil eerst voor een jaar iemand in dienst.
Als er nog genoeg werk is en medewerker werkt goed, kan de werkgever verlengen met een jaar of ...
Slide 22 - Tekstslide
Vast contract
Een vast contract (vaste baan)
= arbeidsovereenkomst zonder einddatum
Is vaak een beloning voor goed werken tijdens tijdelijk contract
Werknemer heeft veel zekerheid
Kan (hypotheek)lening afsluiten voor een huis
Slide 23 - Tekstslide
Flexibele baan
(contract) "Op oproep basis"
0 uren contract =>
Je krijgt alleen betaalt als je hebt gewerkt
Ziek of afmelden of niet nodig dan geen geld!
Werknemer mag (soms) nee zeggen
Werkgever betaalt alleen als nodig is
Slide 24 - Tekstslide
Een percentage omrekenen
Hoe bereken je 35% van 250?
250 = 100%
Reken eerst 1% uit.
Dus delen door 100
Vervolgens reken je 35% uit.
DUs vermenigvuldigen met 35
%
100
1
35
Aantallen
250
2,50
87,50
: 100
x 35
Slide 25 - Tekstslide
Een baan voor een bepaalde tijd, tot een afgesproken einddatum is een ............... baan.
A
Flexibele
B
Vaste
C
Tijdelijke
Slide 26 - Quizvraag
Als je alleen werkt op momenten dat je nodig bent, heb je een ............. baan.
A
Flexibele
B
Tijdelijke
C
Vaste
Slide 27 - Quizvraag
Als jouw arbeidscontract voor onbepaalde tijd is, dan heb je een ...
A
tijdelijke baan
B
vaste baan
Slide 28 - Quizvraag
In het contract van Pim staat dat hij bij de Jumbo werkt tot 23 maart 2023. Pim heeft een...
A
Vaste baan
B
Tijdelijke baan
Slide 29 - Quizvraag
Je baas heeft geen werk meer voor je
A
Opzegtermijn
B
Opslag
C
Ontslag
D
Opslagtermijn
Slide 30 - Quizvraag
Chris heeft een nieuwe contract getekend op zijn werk. Op zijn nieuwe contract staat geen einddatum. Kies het juiste economische begrip.
A
Vaste baan
B
Tijdelijke baan
Slide 31 - Quizvraag
Marieke werkt 32 uur per week. Haar contract kent geen einddatum. Welk antwoord is juist?
A
Ze heeft een vaste fulltimebaan
B
Ze heeft een vaste parttimebaan
C
Ze heeft een tijdelijke fulltimebaan
D
Ze heeft een tijdelijke parttimebaan
Slide 32 - Quizvraag
De arbeidsovereenkomst die ik heb getekend bij mijn baas noemen we een...
A
CAO
B
Arbeidsovereenkomst
C
Individuele arbeidsovereenkomst
D
Collectief aandragen ontslag
Slide 33 - Quizvraag
In de proeftijd mag de baas je ontslaan als je je werk niet goed doet.
A
juist
B
onjuist
Slide 34 - Quizvraag
Opdracht
Wat: Opdracht 23 t/m 26 blz. 74
en ook ... plusopdrachten van §3.2 blz. 92
Hoe: In je schrift
Tijd: 15 minuten (stiltemoment)
Resultaat: Beoordeel jezelf zoals de docent dat zou doen.
Klaar: iets voor jezelf. Niet op je telefoon.
timer
15:00
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Opdracht
Optie 1:
Wat: Maak een Blooket van de begrippen van paragraaf 3.1 en 3.2
Hoe: Maak de antwoorden zo dat het juiste antwoord niet logisch is