Herhalen 3.1, 3.2 en 3.3

Herhaling 3.1, 3.2 en 3.3
Pak vast je boeken erbij en open LessonUp
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 3.1, 3.2 en 3.3
Pak vast je boeken erbij en open LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen je genotype en je fenotype?

Slide 2 - Open vraag

Genotype: Erfelijke informatie opgeslagen in iedere lichaamscel in je DNA. (alle erfelijke eigenschappen die bepalen hoe jij eruitziet)

Fenotype: Jouw (zichtbare) eigenschappen
Fenotype = genotype + invloeden van buitenaf

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel allelen voor vachtkleur heeft een muis in zijn maagcel?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Allelenpaar
Het allel van de vader en het allel van je moeder vormen samen een allelenpaar.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen homozygoot en heterozygoot?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat wordt het genotype en fenotype van de heterozygote muis?

Slide 9 - Open vraag

Bij een organisme dat heterozygoot is voor een bepaalde eigenschap komt het dominante allel tot uiting in het fenotype
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Dominant en ressesief
Bij een heterozygoot allel wordt het dominante allel zichtbaar in het fenotype:

Slide 11 - Tekstslide

Dominant en ressesief
Dominant krijgt een Hoofdletter B
Recessief krijgt een kleine letter b




Genotype: Bb

Slide 12 - Tekstslide

Intermediair fenotype: beide allelen voor een eigenschap zijn even sterk, bij heterozygoot komen ze beide tot uiting. 

Slide 13 - Tekstslide

Eigenschappen in het DNA
Eigenschappen die je kunt zien.
Met één van dit type allel krijg je altijd het fenotype er van.
Je hebt twee van dit type allelen nodig om het fenotype te krijgen.
Wanneer je twee dezelfde allelen hebt noem je dat...
Wanneer je twee verschillende allelen hebt noem je dat...
Twee evensterke allelen noem je...
Fenotype
Genotype
Homozygoot
Heterozygoot
Intermediair
Dominant
Recessief

Slide 14 - Sleepvraag

Combineer het juiste genotype met de juiste omschrijving
Homozygoot dominant
Intermediair fenotype
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Aa
aa
AA
ArAw

Slide 15 - Sleepvraag

Kruisingen
Bij kruisingen kijken we naar één erfelijke eigenschap.
P: ouders (eerste kruising)
F1: nakomelingen eerste kruising
F2: nakomelingen van onderlinge kruising F1

Slide 16 - Tekstslide

Kruisingtabel
Kruisingstabel = visuele manier om weer te geven hoe allelen overerven


P of F1 is heterozygoot in deze kruising => twee verschillende allelen A en a

Je kunt de overervingskansen uitzetten in een kruisingstabel

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het genotype van de ouders (P)
A
AA x AA
B
AA x aa
C
Aa x Aa
D
Aa x aa

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Welke allel kan er voorkomen in de geslachtcellen bij de P generatie?
A
Eicel: a Zaadcel: A
B
Eicel: A Zaadcel: a
C
Eicel: a Zaadcel: a
D
Eicel: A Zaadcel: A

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het genotype van de hele F1?
A
Allemaal AA
B
Aa of AA
C
Allemaal Aa
D
Aa of aa

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Hoe geven we de kruising van de F1 weer?
A
AA x aa
B
Aa x Aa
C
Aa x AA
D
aa x Aa

Slide 26 - Quizvraag

F1 = Aa x Aa
Eicel: A of a
Zaadcel: A of a
A
a
A
a
A
A
A
a
a
A
a
a

Slide 27 - Sleepvraag

Slide 28 - Tekstslide

Je kunt een kruisingstabel ook omzetten naar verhoudingen:
Verhouding genotype schrijf je op als:
AA : Aa : aa = 1 : 2 : 1
Verhouding fenotype schrijf je op als:
Zwart : Wit = 3 : 1

Slide 29 - Tekstslide

Als er nog tijd is:

- eerst alle opdrachten van 3.1 t/m 3.3 in orde maken. 

- Af? Ga naar:
-> biologiepagina.nl 
-> VMBO 3 
-> Erfelijkheid
-> Oefenen
-> Oefentoets 2 Kruisingen 


Slide 30 - Tekstslide