2BK 2 herhalingslessen Hoofdstuk 8

H8 Vergroten & verkleinen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H8 Vergroten & verkleinen

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van deze les
Kern/Lesdoel: Ik weet wat ik nog moet oefenen van hoofdstuk 8
  • doornemen proeftoets

Slide 2 - Tekstslide

§8.1 Vergrotingsfactor
Als je iets wilt vergroten wil dit zeggen dat je ALLE maten van een figuur vergroot.

Belangrijke begrippen:
Origineel (oud) en beeld (nieuw). 
Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 3 - Tekstslide

Vergrotingsfactor
Bereken de vergrotingsfactor. 
Het 1e plaatje is het origineel. 

4,5 : 3 = 1,5
De vergrotingsfactor is dus 1,5
Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 4 - Tekstslide

De benen staan loodrecht op elkaar.
De hoek is kleiner dan een rechte hoek.
Tussen      &  
De hoek is groter dan een rechte hoek.
Tussen       & 
De hoek is "weg".
De benen vormen een recht lijn.
0°
90°
90°
180°

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Bladzijde 246
Herhalings Opgave 1 (vlieger)

Slide 7 - Open vraag

Verkleinen (= vergroten)
Bij het verkleinen van een figuur heb je ook te maken met een origineel en een beeld.
Om de 'vergrotings'factor te bepalen gebruik je dezelfde formule: 
beeld : origineel

4 : 8 = 0,5
Je vergrotingsfactor = 0,5

Slide 8 - Tekstslide

Verkleining
In de vorige opdracht was de uitkomst 0,5.
Dit is kleiner dan 1, dat betekent dus dat de figuur kleiner wordt, dat zie je ook in het beeld.

Dus...... een verkleining noem je een vergroting, omdat de vergrotingsfactor kleiner is dan 1.

Slide 9 - Tekstslide

Kopieerapparaat
100 %   = vergrotingsfactor 1        (plaatje blijft gelijk). 
50 %     = vergrotingsfactor 0,5   (plaatje wordt 2 keer zo klein). 
200 %  = vergrotingsfactor 2       (plaatje wordt 2 keer zo groot). 

Percentage : 100 = vergrotingsfactor. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De foto is 10 bij 15 cm. De vergrotingsfactor is 3,5. Wat worden de maten van de vergroting?
A
35 bij 45 cm.
B
35 bij 52,5 cm.
C
30 bij 52,5 cm.
D
30 bij 45 cm.

Slide 13 - Quizvraag

De foto hiernaast heeft de afmetingen 3,5 bij 4,5 cm

De foto wordt vergroot met factor 3.
Wat zijn nu de nieuwe maten van de foto?
A
47 bij 25
B
10,5 bij 13,5
C
15 bij 75
D
30 bij 40

Slide 14 - Quizvraag

Jan legt een foto van 28 bij 36 cm onder het kopieerapparaat.
Hij kiest voor 75%
Wat zijn de maten van de gekopieerde foto?
Let op je berekeningen.

Slide 15 - Open vraag

Dirk legt een foto van 15 bij 20 cm onder het kopieerapparaat.
Hij kiest voor 70%
Wat zijn de maten van de gekopieerde foto?
Let op je berekeningen.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

schaal: als de schaal 1: 50 is dan betekent dat:....
A
de foto is 50x zo klein als in het echt
B
dan moet je het aantal cm op foto delen door 50
C
als de foto 1 cm hoog is, is deze in het echt 50 m hoog
D
dan moet je bij alle cm op de foto 50 cm optellen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de vergrotingsfactor van deze kaart?

Slide 21 - Open vraag

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50.000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 22 - Quizvraag

De auto is getekend op een schaal van
1 : 80

Wat is de werkelijke lengte van de auto?

Slide 23 - Open vraag

H8 Laatste les
Vergroten & verkleinen

Slide 24 - Tekstslide

Inhoud van deze les
Doel: Ik ben voorbereid voor de toets MORGEN en weet wat ik als laatste voorbereiding thuis nog moet doen.

  • Laatste deel proeftoets nakijken (antwoorden later uitdelen)
  • belangrijke opgaven maken als laatste oefening.
  • Kans om laatste vragen te stellen!
  • (Quizlet)

Slide 25 - Tekstslide

Vergrotingsfactor
Bereken de vergrotingsfactor. 
Het 1e plaatje is het origineel. 

4,5 : 3 = 1,5
De vergrotingsfactor is dus 1,5
Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 26 - Tekstslide

De benen staan loodrecht op elkaar.
De hoek is kleiner dan een rechte hoek.
Tussen      &  
De hoek is groter dan een rechte hoek.
Tussen       & 
De hoek is "weg".
De benen vormen een recht lijn.
0°
90°
90°
180°

Slide 27 - Tekstslide

De auto is getekend op een schaal van
1 : 80

Wat is de werkelijke lengte van de auto?

Slide 28 - Open vraag

Acelya vergroot een foto van 13 bij 17 cm met vergrotingsfactor 1,4
Wat zijn de maten van de vergrote foto?
Let op je berekeningen.

Slide 29 - Open vraag

Jay legt een foto van 11 bij 18 cm onder het kopieerapparaat.
Hij kiest voor 65%
Wat zijn de maten van de gekopieerde foto?
Let op je berekeningen.

Slide 30 - Open vraag

Kaart en schaal
Hiernaast zie je een kaart waar onder andere de dorpen Hoogersmilde en Uffelte op staan. Op de kaart is de afstand tussen de twee dorpen 8 cm. 

De kaart is op schaal 1 : 200.000 getekend.

Hoe groot is de afstand in werkelijkheid?

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide


De afstand van Almelo naar Borne is hemelsbreed 2,4 cm op de kaart. 
De schaal is 1 : 460 000
Hoeveel km is de afstand?
A
1 104 000
B
11,04
C
191 666,67
D
19,17

Slide 33 - Quizvraag

De afstand tussen het huis van Serife en school is 2,3 cm op de kaart. De schaal is 1:400.000. Bereken de afstand in km.

Slide 34 - Open vraag

In de vorige vraag heb je bereken dat de afstand tussen het huis van Serife en school in werkelijkheid 9,2 km is.
Als ze 5 km/u loopt, hoe lang doet ze er dan ongeveer over om lopend op school te komen?

Slide 35 - Open vraag

Bladzijde 246 /herhalingsopgaven
1, 2 ,3, 5, 7, 10, 12 


 

Slide 36 - Tekstslide

Hoe bereid jij je voor op de toets?
En welk cijfer ga je halen?

Slide 37 - Woordweb

Kaart en schaal

- De schaal van de kaart hiernaast is 1:500 000.

- Dat betekent dat 1 cm op de kaart in
werkelijkheid 500 000 cm is.

- Dus 1 cm op de kaart is in werkelijkheid 

5000 m.

- Van Nijkerk naar Baarn is op de kaart 

ongeveer 2,5 cm.


Dat is dus 2,5 x 5000 = 12.500 m = 12,5 km

Slide 38 - Tekstslide