Vragen uurtje periode 3 PSZ

Wat weet je nog uit periode 3?
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
afpMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog uit periode 3?

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel liter urine maken we aan per dag?
A
0,5
B
5
C
1,5
D
10

Slide 2 - Quizvraag

Je nieren maken urine.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

De nieren zijn heel belangrijk. Ze maken urine. In urine zitten ...
A
afvalstoffen, hormonen en suiker
B
afvalstoffen, hormonen en bloedcellen
C
afvalstoffen, hormonen en water
D
afvalstoffen, hormonen en eiwitten

Slide 4 - Quizvraag

Maar wanneer spreken we dan van incontinentie?
A
Wanneer je zonder reden je urine laat lopen
B
Als je lichaam onvoldoende urine aanmaakt
C
Als je geen controle meer hebt over je blaas
D
Als je een inlegger nodig bent

Slide 5 - Quizvraag

Je blaas maakt urine.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de functie van onderdeel 6?
A
Voert urine af naar de urineblaas
B
Urine wordt hier tijdelijk opgeslagen
C
Voert urine af uit het lichaam
D
Al het bovenstaande

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de functie van onderdeel 7?
A
Voert urine af naar de urineblaas
B
Urine wordt hier tijdelijk opgeslagen
C
Voert urine af uit het lichaam
D
Al het bovenstaande

Slide 8 - Quizvraag

Een negatieve vochtbalans ontstaat als de opname hoger is dan de uitscheiding
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Een slechte huidturgor duidt op een positieve vochtbalans
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Bij een positieve vochtbalans zie je vaak dikke enkels bij de zorgvrager.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

De samenstelling van urine bestaat uit:
A
Water; zouten; afvalstoffen, glucose, aminozuren
B
Water; zouten; suikers; celresten
C
Water; zouten; uribilline; rode bloedlichaampjes
D
Water; zouten; suikers; eiwitten

Slide 12 - Quizvraag

Welk onderdeel verzamelt de urine?
A
Urineleiders
B
Urineblaas
C
Nieren
D
Lever

Slide 13 - Quizvraag

Er is sprake van een auto-immuunziekte als het lichaam eigen lichaamscellen gaat afbreken alsof ze lichaamsvreemd zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Bacteriële infecties kun je met antibiotica bestrijden, maar virusinfecties niet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

De periode tussen het moment van besmetting en het ziek zijn is de incubatietijd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is het voor jou als beroepskracht MZ belangrijk om oorzaken van ziekten te kennen? Licht je antwoord toe.

Slide 17 - Open vraag

Het doormaken van een infectieziekte leidt altijd tot immuniteit.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Sommige infectieziekten zijn zo ernstig, dat je eraan kunt overlijden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste omschrijving van een infectieziekte?
A
Aandoening waarbij een ongecontroleerde groei van cellen optreedt. Het gevolg van deze celwoekering is gezwelvorming.
B
Een ziekte die het gevolg is van het binnendringen van micro-organismen.
C
Een ziekte die gepaard gaat met ontstekingsreacties.
D
Een ziekte die besmettelijk is voor anderen.

Slide 20 - Quizvraag

Hoe kun je voorkomen dat een cliënt voetschimmel oploopt?
A
Door de voeten in te smeren met bodylotion.
B
Door hem of haar zo veel mogelijk op blote voeten te laten lopen.
C
Door de voeten goed af te drogen.

Slide 21 - Quizvraag

Bij diarree gaan er zouten voor het lichaam verloren. Daarom moet je bij diarree meer zouten innemen dan normaal.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Bij obstipatie of verstopping gaat de darminhoud te traag door de darm.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Als je feces observeert, let je op de frequentie, hoeveelheid en kleur.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Feces bestaat voor het merendeel uit water.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Darmperistaltiek is een abnormale samentrekking van de darmwand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Vers zweet is normaal gesproken reukloos.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Verdamping van transpiratie is de enige manier waarop het lichaam warmte kwijt kan raken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Uitscheiding van transpiratie kun je beïnvloeden door spierarbeid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Speeksel wordt reflexmatig aangemaakt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Normaal gesproken maken de speekselklieren gemiddeld een halve tot anderhalve liter speeksel per dag.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen speeksel en sputum?
A
Speeksel is opgehoest slijm uit de luchtwegen. Sputum ontstaat bij de klieren in de mond.
B
Speeksel ontstaat bij de klieren in de mond. Sputum is opgehoest slijm uit de luchtwegen.
C
Speeksel ontstaat bij de klieren in de hals. Sputum is opgehoest slijm uit de luchtwegen.

Slide 32 - Quizvraag

Sputum bevat vaak bacteriën.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Het opgeven van sputum en hoesten zijn altijd afwijkend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Braken is altijd een reactie van het lichaam op vreemde stoffen in maag en darmen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Fecaal braken komt voor bij een darmafsluiting.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Bij explosief braken wordt steeds een beetje overgegeven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Menstruatievocht gaat pas ruiken als het met de buitenlucht in aanraking komt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quizvraag

Het dragen van uitwendig maandverband heeft altijd de voorkeur.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Aan het werk...
Maak de opdrachten van de licentie af voor deze periode
Vergeet de praktijksituaties niet! 
Kijk goed in de planning in Teams.


Succes met de prakijktoets!

Slide 40 - Tekstslide