Herhaling taalverzorging

Herhaling taalverzorging
- Zijn er vragen over het onderdeel taalverzorging? 

- We gaan werkwoorden, de- en het-woorden, leestekens herhalen. 

- Werkbladen maken.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Herhaling taalverzorging
- Zijn er vragen over het onderdeel taalverzorging? 

- We gaan werkwoorden, de- en het-woorden, leestekens herhalen. 

- Werkbladen maken.

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Een werkwoord is een ...
A
bijvoeglijk naamwoord
B
woordsoort
C
bijwoord
D
lidwoord

Slide 3 - Quizvraag

Een werkwoord zegt ...
A
wat iets of iemand doet, of wat er gebeurt
B
wat je moet doen
C
wat iemand zegt
D
niks belangrijks

Slide 4 - Quizvraag

In een zin staat/staan minimaal ... werkwoord(en)
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Hoe kun je een werkwoord herkennen?
A
door de zin hardop voor te lezen
B
door alle werkwoorden uit je hoofd te leren
C
door het werkwoord in verschillende werkwoordsvormen te veranderen
D
door goed op te letten

Slide 6 - Quizvraag

In welke zin is 'voetbal' een werkwoord?
A
De voetbal ligt in de gracht.
B
Ik voetbal met mijn buurmeisje.

Slide 7 - Quizvraag

De- en het-woorden

Slide 8 - Tekstslide

In het Nederlands heb je de-woorden en het-woorden.
Wat kun je doen als je niet weet of een woord een de-woord of een het-woord is?
A
gokken
B
je buurman vragen
C
in een woordenboek opzoeken
D
niks

Slide 9 - Quizvraag

afspraak
De
Het
De
Het
hamburger
bureau
gitaar
schema
De

Slide 10 - Sleepvraag

Kies het juiste woord:
Ik vind dit/deze dure schilderij verschrikkelijk lelijk.
A
dit
B
deze

Slide 11 - Quizvraag

Zou je dat/die opsomming op het toetsblad willen overnemen?
A
dat
B
die

Slide 12 - Quizvraag

Vannacht hebben graffitispuiters deze/dit tag op de muur gezet.
A
deze
B
dit

Slide 13 - Quizvraag

Leestekens

Slide 14 - Tekstslide

Je gebruikt een hoofdletter... (meerdere antwoorden mogelijk)
A
aan het begin van een zin
B
bij namen
C
bij de maanden van het jaar
D
bij dagen van de week

Slide 15 - Quizvraag

Herschrijf de volgende zin:
willem en sophie zijn al dertig jaar bevriend

Slide 16 - Open vraag

Herschrijf de volgende zin:
marieke uit gelderland heeft nog niet gebeld, toch

Slide 17 - Open vraag