In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Guten Tag!
* Jassen uit
* telefoon in de tas
* boek/schrift op tafel
timer
3:00
Slide 1 - Tekstslide
Willkommen Mavo 2
Grammatik Wiederholung
Slide 2 - Tekstslide
Heute
Leerdoel:
ik kan het bezittelijk voornaamwoord gebruiken.
Slide 3 - Tekstslide
Het bezittelijke voornaamwoord:
- geeft een bezit aan
- staat vóór een zelfstandig naamwoord
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:
- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.
- Dat is jouw huis. / Das ist dein Haus.
- Waar is zijn fiets? / Wo ist sein Fahrrad?
Slide 5 - Tekstslide
ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 6 - Tekstslide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
dasKind
die Autos
einMann
eine Frau
einKind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woordenen in het meervoud een -e. Dat geldt ook voor de bezittelijke voornaamwoorden.
Slide 7 - Tekstslide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unser__________ Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euer/eur- _________ Lehrer (m)/Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.
Slide 8 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 9 - Tekstslide
Du hast jetzt die Theorie wiederholt also...
... üben!!!
Slide 10 - Tekstslide
Wat is een bezittelijk voornaamwoord? (in het Nederlands)
Slide 11 - Open vraag
Welke DUITSE bezittelijke voornaamwoorden ken je?
Slide 12 - Woordweb
Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?
Slide 13 - Open vraag
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Haar moeder heet Agnes.
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes
Slide 15 - Quizvraag
Nu in het Duits!
Slide 16 - Tekstslide
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu
Slide 18 - Quizvraag
Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?