Dag 6 - Thema 10

Woorden
Thema 10:  Regels en Straf - DAG 6
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woorden
Thema 10:  Regels en Straf - DAG 6

Slide 1 - Tekstslide

Woorden van vandaag
  • mogen
  • het moment
  • de opdracht
  • de pagina
  • pakken
  • het papier

Slide 2 - Tekstslide

mogen (ww)
  • het is ok!
  • Toestemming hebben

  • TT - ik mag, jij mag, wij mogen
  • VT - ik mocht, wij mochten
  • VTD - ik heb gemogen

  • Zin: Wij mogen naar huis als het 14.20 uur is.
  • Zin: Mag ik naar de wc? 
31

Slide 3 - Tekstslide

het moment (znw)
  • duurt maar heel even 
  • Korte tijd

  • het moment - de momenten

  • Zin: Op dit moment zit jij in klas 2H.
  • Zin: Ik heb maar een moment tijd.
32

Slide 4 - Tekstslide

de opdracht (znw)
  • Een taak die je moet  doen of die je aan iemand geeft

  • de opdracht - de opdrachten
  • de opdracht - de taak

  • Zin: De hele klas gaat zo de
    opdracht maken.
33

Slide 5 - Tekstslide

de pagina (znw)
  • blad van een boek of krant

  • de pagina - de pagina's
  • de pagina - de bladzijde
  • de bladzijde - de bladzijdes

  • Zin: Zoek maar op: paginanummer 13 van je boek.
  • Zin: Hier ligt een dik boek met 200 pagina's.
34

Slide 6 - Tekstslide

het papier (znw)
  • iets waarop je kunt schrijven en waarvan bijvoorbeeld boeken zijn gemaakt
  • gemaakt van bomen
  • het papier - de papieren
  • het papiertje - de papiertjes

  • Zin: Vandaag hebben wij een tekening op papier gemaakt.
36

Slide 7 - Tekstslide

pakken (ww)
  • met je handen nemen

  • TT - ik pak, jij pakt, wij pakken
  • VT - ik pakte, wij pakten
  • VTD - ik heb gepakt

  • Zin: Ik pak een boek uit de kast.
  • Zin: Jullie mogen allemaal de laptop pakken
35

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent 'mogen'?
31
A
toestemming hebben / krijgen
B
meestal
C
je mag niks
D
weggaan

Slide 9 - Quizvraag

Maak een zin met het woord 'moment'.
32

Slide 10 - Open vraag

Hoe noem je 'een taak' die je krijgt?
33
A
een som
B
een plaats
C
een keer
D
een opdracht

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor
'de pagina'?
34
A
de plek
B
het probleem
C
het blad
D
de bladzijde

Slide 12 - Quizvraag

Hij ... zijn telefoon uit de telefoontas.
35

Slide 13 - Open vraag

Wat is gemaakt van papier?
36
A
een boek
B
een tafel
C
een bloem
D
een fiets

Slide 14 - Quizvraag