week 2 les 1 laatste letter een -d of -t

Goedemorgen!
Vanaf vandaag doe je, zodra je het lokaal binnenstapt, je mobiele telefoon iedere les in de telefoontas. Mocht je je telefoon niet in de telefoontas willen of kunnen doen, dan bewaar je je telefoon in je kluis of laat je hem thuis. Je mag je telefoon dus niet meer bij je hebben in de lessen.

Zet je mobiel uit en stop deze in de telefoontas achter het bord. 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
Vanaf vandaag doe je, zodra je het lokaal binnenstapt, je mobiele telefoon iedere les in de telefoontas. Mocht je je telefoon niet in de telefoontas willen of kunnen doen, dan bewaar je je telefoon in je kluis of laat je hem thuis. Je mag je telefoon dus niet meer bij je hebben in de lessen.

Zet je mobiel uit en stop deze in de telefoontas achter het bord. 

Slide 1 - Tekstslide

Fijne vakantie gehad?

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen? 
- instructie over -d of -t

- Opdracht 1t/m 6 op bladzijde 226/227 maken

- Opdrachten nakijken 

- Herhaling van de werkwoordspelling via Kahoot!

Slide 4 - Tekstslide

Doel van de les

-Je kan woorden spellen die eindigen op een -d f een -t.

Slide 5 - Tekstslide

d of een t?


Sommige woorden eindigen op een t-klank.

Zo’n woord schrijf je
soms met een -t: olifant, wit.
soms met een -d: paard, verwond.


Slide 6 - Tekstslide

Met de verlengproef weet je welke letter je moet gebruiken.

Controleer eerst of het woord de persoonsvorm is. Als het woord géén persoonsvorm is, maak je het langer door er -e, -en of -eren achter te zetten.

Hoor je een t? Schrijf dan een -t aan het eind:
– late → laat;
– boten → boot.
Hoor je een d? Schrijf dan een -d aan het eind:
– rode → rood;
– tanden → tand;
– kinderen → kind.


Slide 7 - Tekstslide


Vragen?

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maak opdracht 1 t/m 6 op bladzijde 226 en 227. We kijken het straks meteen na.

- Klaar? Dan nog even lezen of een puzzel 
achterin je werkboek maken.


timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

antwoorden opdracht 1
1 soorten → soort                                         6 bestanden → bestand
2 opdrachten → opdracht                        7 kranten → krant
3 broden → brood                                        8 zachte → zacht
4 winden → wind                                          9 honden → hond
5 runderen → rund                                    10 krachten → kracht

Slide 10 - Tekstslide

antwoorden opdracht 2 
1 dicht                                                6 potlood
2 land                                                 7 eikenblad
3 stoot                                               8 superheld
4 munt                                              9 muggenbult
5 verraad                                        10 voorruit

Slide 11 - Tekstslide

antwoorden opdracht 3 
1a Ik wil geen raad van jou!
 1b Honing wordt verzameld in een raat.

2a Onze hond heeft zijn bot begraven.
2b Ik doe een bod op een oude fiets.

3a De hamster rent in zijn rad.
 3b We zagen een  rat over straat rennen.
 

Slide 12 - Tekstslide

antwoorden opdracht 3
4a Formule 1-wagens rijden hard . 
4b Naast Jolines naam stond een hart.
 
5a Onze kat stikte bijna in een graat. 
5b Het is vandaag precies 1 graad.

Slide 13 - Tekstslide

antwoorden opdracht 4
toekomst – Ameland – informatieavond – bereikbaarheid – waddeneiland – zand – breed – bijeenkomst – Rijkswaterstaat – gebied – bijvoorbeeld – wad – ingrijpend – geld – interessant – toerist – veerboot – pakket

Slide 14 - Tekstslide

antwoorden opdracht 5 
1 Jos had zoveel angst dat hij de moed niet had om van de hoge duikplank te springen.
 
2 Op zaterdag doet Meryem mee aan een fietstocht over een afstand van 100 kilometer.

3 Het digibord was kapot; het beeld en het geluid vielen steeds weg.

Slide 15 - Tekstslide

antwoorden opdracht 5 
4 Hoe laat begint in de feesttent het concert van de schoolband?
 
5 Veel mensen denken dat je de naam van een maand met een hoofdletter schrijft.

6 Na het ongelukje op de kartbaan kreeg ik een fruitmand van mijn teamgenoot.

Slide 16 - Tekstslide

antwoorden opdracht 6 

pepermunt
schoolkrijt
kruidnoten
hazelnoot

Slide 17 - Tekstslide


Kahoot over werkwoordspelling.

Slide 18 - Tekstslide