APA Quiz leerjaar 1

APA-quiz
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

APA-quiz

Slide 1 - Tekstslide

Ronde 1 
wel of geen plagiaat?

Slide 2 - Tekstslide


In mijn verslag neem ik bijna letterlijk de tekst over van iemand anders. Ik vermeld de bron in de bronnenlijst.  
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 3 - Quizvraag


Ik kopieer de tekst van iemand anders; ik verander enkele woorden, maar ik vermeld de bron. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 4 - Quizvraag


Ik leg in mijn eigen woorden uit wat ik in een andere tekst gevonden heb. Ik kies daarvoor andere woorden en gebruik een andere zinsbouw. Ik verwijs in de tekst en ik vermeld de bron. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 5 - Quizvraag


Ik gebruik een afbeelding van een website. Ik vermeld geen bron. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 6 - Quizvraag


Ik laat een van mijn ouders een hoofdstuk van mijn verslag schrijven. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 7 - Quizvraag

Ronde 2
Citeren of parafraseren?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen
citeren en parafraseren?
A
Citeren: in eigen woorden weergeven. Parafraseren: letterlijk overnemen.
B
Citeren: letterlijk overnemen. Parafraseren: in eigen woorden weergeven.

Slide 9 - Quizvraag

Bij het gebruik van een citaat in je verslag moet je altijd een paginanummer vermelden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Een citaat zet je cursief in je verslag neer.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Citeren
  • Citaat onder 40 woorden altijd “tussen aanhalingstekens”
  • Een citaat van 40 woorden of meer wordt in een losstaand,     ingesprongen blok weergegeven, zonder aanhalingstekens
  • Bij een citaat paginanummer vermelden (p. 34)
  • Je mag een citaat inkorten:        . . .  
  • Citaat dat op meerdere pagina’s staat:   (Janssen, 2023, pp. 34-36).



Slide 12 - Tekstslide

Parafraseren
  • In eigen woorden weergegeven materiaal (tekst/beeld/..) van iemand anders
  • Geen aanhalingstekens gebruiken
  • Paginanummer niet verplicht, maar wel aangeraden als je verwijst naar een specifieke passage



Slide 13 - Tekstslide

Ronde 3 
Bronvermelding

Slide 14 - Tekstslide

Dit is een correcte verwijzing in de tekst:
A
(Terlouw & Visser, 2017)
B
Terlouw en Visser (2017)...
C
(Terlouw en Visser, 2017)
D
In 2017 schreven Terlouw en Visser

Slide 15 - Quizvraag


Wanneer gebruik je et al.?

Slide 16 - Open vraag

Wanneer gebruik je et al.?
Eén of twee auteurs worden altijd genoemd, in een tekst bij een citaat of parafrase en in de bronnenlijst. Bij drie of meer auteurs wordt bij een citaat of parafrase alleen de eerste naam met de toevoeging et al. (Latijnse afkorting voor et alii, 'en anderen') vermeld.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Is het publicatiejaar van een bron onbekend dan gebruik je de afkorting:
A
z.d.
B
g.j.
C
z.j.
D
a.j.

Slide 19 - Quizvraag

Je wilt verwijzen naar een hoorcollege op 28 mei 2021 van Denise Schagen. Wat is de juiste bronvermelding?
A
(D. Schagen, persoonlijke communicatie, 28 mei 2021)
B
(Schagen, hoorcollege, 2021)
C
(Schagen, 2021)
D
(Denise, persoonlijke communicatie,2021)

Slide 20 - Quizvraag

Je gebruikt twee boeken van Micha de Winter uit 2015. Wat is de juiste bronvermelding?
A
(De Winter, 2015a) (De Winter, 2015b)
B
(de Winter, 20151e) (de Winter, 20152e)
C
(De Winter, 2015-1) (De Winter, 2015-2)
D
(de Winter, 2015a) (de Winter, 2015b)

Slide 21 - Quizvraag

Je gebruikt een citaat van Janssen (2010) dat staat in een boek van Baarda (2015) op p.16. Wat is juist?
A
(Baada, 2015, citaat van Janssen, 2010)
B
(Janssen, 2010, geciteerd in Baarda, 2015 p. 16).
C
(Baarda, 2015)
D
(Janssen 2010, p.16)

Slide 22 - Quizvraag

Als ik in een verslag verwijs naar een opdracht die ik zelf heb gemaakt hoef ik niet te verwijzen naar een bron.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag