BSR 18/03 1aha Spelling §8 pv vt zwakke werkwoorden

Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

Persoonsvorm verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden

CM2C
SPELLING
timer
2:00
CURSUS 7:
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

Persoonsvorm verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden

CM2C
SPELLING
timer
2:00
CURSUS 7:

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd correct spellen.
  • Je herkent het verschilt tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je kunt de persoonsvorm van sterke en zwakke werkwoorden in de v.t. spellen.

Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Sterke werkwoorden
Zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik loop - ik liep
jij zoekt - jij zocht
wij gaan - wij gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik hoop - ik hoopte
jij maakt- jij maakte
bestellen - bestelden


Slide 4 - Tekstslide


Persoonsvorm verleden tijd
van zwakke werkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Noem drie voorbeelden van zwakke werkwoorden.

Slide 6 - Open vraag

Zo spel je de persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden. 

Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te. beweerde, landde, danste, stuurde.
Meervoud: ik-vorm tt + den of ten. beweerden, landden, dansten, stuurden.

Om te bepalen of er -de of -te achter de ik-vorm komt, kun je gebruik maken van 
't ex kofschip
Persoonsvorm verleden tijd
Zwakke 
werkwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

't ex kofschip. 

Persoonsvorm verleden tijd
Zwakke 
werkwoorden
1. Schrijf het hele werkwoord (infinitief) op. 
2. Haal -en van het hele werkwoord af.
3. Kijk of de laatste letter van het woord
in 't ex kofschip zit.
4. Ja? Schrijf het werkwoord met een -t.
Nee? Schrijf het werkwoord met een -d.

Slide 9 - Tekstslide

De hond ... (blaffen, vt) gisteren naar iedere voorbijganger.
A
blafte
B
blaftte
C
blafde
D
blafdde

Slide 10 - Quizvraag

Tot ergernis van de oppas ... (huilen, vt) de kinderen de hele avond.
A
huilden
B
huildden
C
huilten
D
huiltten

Slide 11 - Quizvraag

Enkele wielrenners ... (verwonden, vt) zich gisteren bijna tijdens een val.
A
verwonden
B
verwondden

Slide 12 - Quizvraag

Na de melding ... (spoeden, vt) de politie zich direct naar de plaats delict.
A
spoede
B
spoedde
C
spoeden
D
spoedden

Slide 13 - Quizvraag

Deze zalf ... (verzachten, vt) de hevige jeuk van de muggenbult.
A
verzachte
B
verzachtte

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer schrijf je in de persoonsvorm verleden tijd een dubbele d of dubbele t?

Slide 15 - Open vraag

  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd correct spellen.
  • Je herkent het verschilt tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je kunt de persoonsvorm van sterke en zwakke werkwoorden in de v.t. spellen.

Lesdoelen

Slide 16 - Tekstslide

'Ik weet hoe ik de persoonsvorm in tegenwoordige tijd moet spellen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 17 - Poll

'Ik herken het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 18 - Poll

'Ik kan zwakke werkwoorden in de verleden tijd goed spellen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 19 - Poll

'Ik kan sterke werkwoorden in de verleden tijd goed spellen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 20 - Poll

Welke vraag heb jij over werkwoordspelling?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Video