In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Toets T4 Voortplanting (BB)
Basisstof 1 t/m 8
Slide 1 - Tekstslide
1. Noem een primair geslachtskenmerk bij een man
Slide 2 - Open vraag
2. Noem een secundair geslachtskenmerk bij een vrouw
Slide 3 - Open vraag
3. Iemand die intersekse is die....
A
Valt op zowel mannen als vrouwen
B
Heeft beide primaire geslachtskenmerken
C
Heeft een ander gender dan geslacht
D
Heeft beide secundaire geslachtskenmerken
Slide 4 - Quizvraag
4.
Hieronder zie je een schematische tekening van het voortplantingsstelsel van de vrouw.
Sleep de naam van het onderdeel naar de juiste plek.
Vagina
Blaas
Urineleider
Eileider
Baarmoeder
Eierstok
Slide 5 - Sleepvraag
5. Hoe heet onderdeel 3?
A
Plasbuis
B
Anus
C
Vagina
D
Clitoris
Slide 6 - Quizvraag
6. Hoe heet onderdeel 8?
A
Plasbuis
B
Anus
C
Vagina
D
Clitoris
Slide 7 - Quizvraag
7. Wat is de functie (taak) van de clitoris?
A
produceert slijm waardoor de toegang tot de vagina glad wordt
B
vangt prikkels op die leiden tot een orgasme
C
hier vindt bevruchting plaats
D
hier rijpen de eicellen
Slide 8 - Quizvraag
8. Wat is waar over het maagdenvlies?
A
Als je dit niet hebt, heb je al eens seks gehad
B
Het is een vlies over de vagina
C
Het is een randje weefsel aan het begin van de vagina
Slide 9 - Quizvraag
9.
Hieronder zie je de menstruatiecyclus.
Sleep het woord naar de juiste plaats van de cyclus.
Innesteling
Ovulatie
Menstruatie
Slide 10 - Sleepvraag
10. Geef een andere naam voor ovulatie
Slide 11 - Open vraag
11. Hoe lang duurt een normale menstruatiecyclus?
A
26 dagen
B
28 dagen
C
1 maand
D
42 dagen
Slide 12 - Quizvraag
12.
Hiernaast zie je een schematische afbeelding van het geslachtsorgaan van een man.
Sleep de naam van het onderdeel naar de juiste plek.
Zaadleider
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Bijbal
Zaadbal
Urinebuis
Slide 13 - Sleepvraag
13. Als de man opgewonden raakt kan de penis stijf worden: hoe heet dat?
A
erectie
B
klaarkomen
C
orgasme
Slide 14 - Quizvraag
14. Door hoeveel zaadcellen kan een eicel bevrucht worden?
Slide 15 - Open vraag
15. Een man maakt elke dag veel zaadcellen aan. Deze komen vrij bij een zaadlozing. Door welke onderdelen gaan de zaadcellen achtereenvolgens naar buiten? Begin bij bijballen – ...
Slide 16 - Open vraag
16. Welke orgaan voegt vocht toe aan zaadcellen?
Slide 17 - Open vraag
17.
Waar vindt de bevruchting van een eicel plaats en waar nestelt de bevruchte eicel in?
Sleep de woorden naar de juiste plaats.
Bevruchting
Innesteling
Slide 18 - Sleepvraag
18. Een kindje heeft tijdens de ontwikkeling verschillende namen. De eerste weken noem je het een embryo, na 8 weken wordt het anders genoemd. Hoe wordt het dan genoemd?
Slide 19 - Open vraag
19. De longen van een embryo werken nog niet als het in de baarmoeder zit. Hoe krijgt het embryo dan zijn zuurstof?
Slide 20 - Open vraag
20. Hoe lang duurt een normale zwangerschap bij de mens?
A
10 weken
B
20 weken
C
30 weken
D
40 weken
Slide 21 - Quizvraag
21.
Sleep de namen naar de juiste plaats.
Placenta
Embryo
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng
Slide 22 - Sleepvraag
22. het vruchtwater beschermt het embryo tegen uitdroging. Noem nog een functie van het vruchtwater.
Slide 23 - Open vraag
23. Je ziet 6 fasen van de bevalling. Hoe heet fase 3, als de baarmoedermond zich opent?
A
Geboorte
B
Uitdrijving
C
Perswee
D
Ontsluiting
Slide 24 - Quizvraag
24. Hoe noem je fase 5, als het kindje naar buiten begint te komen?
A
Geboorte
B
Uitdrijving
C
Perswee
D
Ontsluiting
Slide 25 - Quizvraag
25. Wat is de functie van de placenta?
A
het kindje in de buik beschermen
B
het kindje in de buik vasthouden
C
aanvoer van voedingsstoffen
D
afvoeren van zuurstof
Slide 26 - Quizvraag
26. Hoe heet het laatste dat bij de bevalling het lichaam van de moeder verlaat?
A
de nageboorte
B
de placenta
C
de vliezen
D
de baby
Slide 27 - Quizvraag
27.
Welke uitspraken zijn juist?
En welke onjuist?
Juist
Onjuist
Het condoom is een voorbehoedsmiddel dat ook tegen soa's beschermt.
Het condoom is altijd 100% betrouwbaar.
Het condoom voorkomt dat de zaadcellen bij een rijpe eicel kan komen.
Als je twee condooms over elkaar heen gebruikt, ben je beter beschermd.
Slide 28 - Sleepvraag
28.
Sleep de beschrijving naar het juiste voorbehoedsmiddel.
Wordt arts in baarmoeder geplaatst.
De vrouwelijke versie van het condoom.
Brengt de vrouw zelf in en werkt drie weken.
Past rond de baarmoedermond.
Meest permanente voorbehoedsmiddel
Slide 29 - Sleepvraag
29. Wat betekent de afkorting SOA?
Slide 30 - Open vraag
30. Soa's worden veroorzaakt door:
A
Bacteriën
B
Virussen
C
Schimmels
D
Alle drie
Slide 31 - Quizvraag
31. Wat is HIV?
A
Dit is een verkoudheid.
B
Dit is een virus dat uiteindelijk aids veroorzaakt.
C
Dit is een bacterie.
Slide 32 - Quizvraag
32. Hoe kan je een SOA krijgen?
A
Via seksueel contact
B
van zoenen
C
Door uit hetzelfde glas te drinken
als iemand met een SOA
D
Via de wc bril
Slide 33 - Quizvraag
33. Welke soa wordt veroorzaakt door bacteriën?
A
Chlamydia
B
Hepatitis B
C
Herpes genitalis
D
HIV
Slide 34 - Quizvraag
34. Met welk voorbehoedsmiddel kan je een SOA voorkomen?
Slide 35 - Open vraag
35. Op de kalender is de eerste dag van de menstruatie van een vrouw omcirkeld. Wat gebeurt er tijdens de menstruatie?
Slide 36 - Open vraag
36. Op welke dag (datum) zal bij deze vrouw de ovulatie zijn?
Slide 37 - Open vraag
37. Op welke datum was de vorige menstruatie van deze vrouw waarschijnlijk?
Slide 38 - Open vraag
38. Deze vrouw heeft geslachtsgemeenschap op 5, 11 en 19 maart. Op welke dag is de kans op bevruchting het grootst?
A
5 maart
B
11 maart
C
19 maart
Slide 39 - Quizvraag
39. Een mannetjesvarken (beer) en een vrouwtjesvarken (zeug) paren. Bijna vier maanden later bevalt de zeug van veertien biggen. Hoe vaak heeft er bevruchting plaatsgevonden?
A
0
B
1
C
14
Slide 40 - Quizvraag
40. Wanneer spreek je van bevruchting?
A
als er zaadcellen in de vagina komen
B
als de kern van de zaadcel samensmelt met de kern van de eicel
C
als de eicel zich gaat delen
D
als de zaadcellen bij de eicel komen
Slide 41 - Quizvraag
41. Welke functie van seksualiteit past bij dit voorbeeld:
Seks hebben met iemand, omdat je van die persoon houdt.
A
Intimiteit
B
Voortplanting
C
Lustbeleving
Slide 42 - Quizvraag
42. Welke functie van seksualiteit past bij dit voorbeeld:
Seks hebben, omdat je graag een baby wil.
A
intimiteit
B
voortplanting
C
lustbeleving
Slide 43 - Quizvraag
43. Wat is waar en wat is niet waar?
1. Incest = Seksueel misbruik door een familielid of bekende 2. Seksuele intimidatie = Op seks gerichte opmerkingen of aanrakingen
A
Beide waar
B
Beide niet waar
C
1. waar
2. niet waar
D
1. niet waar
2. waar
Slide 44 - Quizvraag
44. Sommige baby's liggen met hun billen naar beneden. Hoe noem je deze ligging?
A
Hoofdligging
B
Stuitligging
C
Dwarsligging
D
Voetligging
Slide 45 - Quizvraag
45. Welke baby heeft een dwarsligging?
A
B
C
Slide 46 - Quizvraag
Lees eerst deze tekst. De volgende vraag gaat over deze tekst.
Tabak
Dat roken kan leiden tot longkanker weten we allemaal. Maar wist je dat stoffen in tabak ook de kwaliteit van zaadcellen aantast? Sperma van rokers bevat minder zaadcellen dan sperma van niet-rokers. Ook zijn de zaadcellen die erin zitten, vaker misvormt. Zo hebben ze bijvoorbeeld een gebroken of opgerolde staart, een veel kleinere staart of soms een dubbele staart. Soms wordt de kern van de zaadcel aangetast.
Slide 47 - Tekstslide
46. Door roken kan de kans op zwangerschap kleiner worden. Leg uit waarom dat zo is.
Slide 48 - Open vraag
47.
Sleep de omschrijving naar het juiste begrip.
homoseksueel
biseksueel
heteroseksueel
transgender
valt op mensen van hetzelfde geslacht
valt op mensen van beide geslachten
valt op mensen van het andere geslacht
het geslacht komt niet overeen met het gevoel
Slide 49 - Sleepvraag
48.
Sleep de zin naar het juiste vak.
ongewenste intimiteiten
seksueel geweld
aangeven van wensen en grenzen
Een meisje wordt onderweg naar huis van haar fiets getrokken en de bosjes in gesleurd. Daar wordt ze gedwongen tot seksueel contact.
Een jongen geeft aan dat hij het niet fijn vindt dat een andere jongen steeds aan zijn billen zit als hij langsloopt.
Een meisje van 19 wordt tijdens een treinreis betast door een man die naast haar is gaan zitten.
Slide 50 - Sleepvraag
Dit was het einde van de toets. Welk cijfer denk je dat je hebt gehaald?
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.