Erfelijkheid 12 (Oefenen met de stof)

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Stof herhalen X chromosomaal
- Bespreken vraag 35

- Oefenen met de stof

Slide 2 - Tekstslide

Geslachtschromosomen
De man kan ofwel een X ofwel een Y chromosoom doorgeven. Een man is namelijk XY. 
Een vrouw kan alleen een X doorgeven. 

Slide 3 - Tekstslide

Kleurenblind

Slide 4 - Tekstslide

Kleurenblindheid
Het gen voor roodgroenkleurenblind ligt op het X-chromosoom en is recessief
Vrouw kleurenblind :
Vrouw draagster:               
Vrouw kleurenziend:
Man kleurenblind: 
Man kleurenziend: 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 35
a. Welk fenotypen voor de erfelijke eigenschap oogkleur komen voor in de F1 en in welke verhouding?



b. Welke fenotype komen voor in de F2 en in welke verhouding?

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 35
a. Welk fenotypen voor de erfelijke eigenschap oogkleur komen voor in de F1 en in welke verhouding?



b. Welke fenotype komen voor in de F2 en in welke verhouding?
F1:  Vliegjes met A = rode oogjes
Dus: rode oogjes
                1:0


F2: Rode oogjes & witte oogjes
           3                   :             1

Slide 8 - Tekstslide

Overbeharing wordt veroorzaakt door een dominant X-chromosomaal allel (H). Een man met overbeharing en een vrouw zonder deze aandoening willen graag kinderen.

Wat is het genotype van de vrouw?
A
hh
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

Overbeharing wordt veroorzaakt door een dominant X-chromosomaal allel (H). Een man met overbeharing en een vrouw zonder deze aandoening willen graag kinderen.

Wat is het genotype van de man?
A
HH
B
Hh
C
D

Slide 10 - Quizvraag

Overbeharing wordt veroorzaakt door een dominant X-chromosomaal allel (H). Een man met overbeharing en een vrouw zonder deze aandoening willen graag kinderen.
Maak het kruisingsschema.

Slide 11 - Open vraag

Een laboratorium bacterie kan verschillende vormen en kleuren hebben. Blauw (B) is dominant over rood (b). Wat is de kans dat twee rode bacteriën een blauwe bacterie maken?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Afwijkende kind = recessief

Slide 14 - Tekstslide

aa
aa
aa
aa
Aa
Aa
Aa
AA
AA
A?
A?

Slide 15 - Sleepvraag

aa
aa
Aa
Aa
aa
aa
Aa
Aa
Aa
AA
AA
A?
A?

Slide 16 - Sleepvraag

aa
aa
Aa
Aa
aa
aa
Aa
Aa
Aa
AA
AA
A?
A?

Slide 17 - Sleepvraag

Welke eigenschap
is dominant?
A
Geel (Zwarte Cavia)
B
Grijs (Witte cavia)

Slide 18 - Quizvraag

Geef het genotype van cavia nummer 8, 11 en 13

Slide 19 - Open vraag

Is de eigenschap (zwart) dominant of recessief?
A
dominant
B
recessief
C
niet te zeggen

Slide 20 - Quizvraag

Twee ouders krijgen een kind.
Het kind heeft blond haar.
Blond haar is recessief.
Wat is het genotype van de ouders?
A
bb x bb
B
Bb x Bb
C
BB x bb
D
Bb x bb

Slide 21 - Quizvraag


5. Van een bepaalde diersoort wordt een zwart dier gekruist met een wit dier. Alle nakomelingen zijn zwart. Deze F1-dieren planten zich onderling voort. Van de 109 F2-dieren zijn er 84 zwart en 25 wit.
Hoeveel van de 84 zwarte F2-dieren zijn heterozygoot?
A
Ongeveer 26
B
Ongeveer 42
C
Ongeveer 55
D
Ongeveer 84

Slide 22 - Quizvraag

Bij bananenvliegjes wordt de oogkleur o.a. bepaald door een gen gelegen in het X-chromosoom. Het allel voor rode oogkleur is dominant over het allel voor witte oogkleur.

Bij welke van de volgende kruisingen zullen alle mannelijke nakomelingen witogig zijn?
A
heterozygoot wijfe x roodogig mannetje
B
heterozygoot wijfje x witogig mannetje
C
witogig wijfje x roodogig mannetje
D
homozygoot roodogig wijfje x witogig mannetje

Slide 23 - Quizvraag

Men vergelijkt de naalden aan één spar. De naalden zijn niet allemaal even lang.
Is bij een korte naald het fenotype anders dan bij een lange naald? En het genotype?
A
Alleen het genotype is anders
B
Alleen het fenotype is anders
C
Beiden zijn anders
D
Fenotype en genotype zijn bij beide gelijk

Slide 24 - Quizvraag