Staat vóór een zelfstandig naamwoord.
Is een VD of OD geweest.
Hoofdregel: schrijf je zo kort mogelijk, dus met een -e erachter.
Tenzij:
1. Er problemen met de uitspraak zijn (uitzondering 1).
2. Het VD op -en eindigt, dan ook bijvoeglijk gebruikt met -en (uitzondering 2).
Ik eet mijn zojuist gekochtE Big Mac.
BN van VD
De geplette biefstuk is toch lekker.
De gebraden kip is heel knapperig.