paragraaf 2.2 (On)beheersbare rivieren

Lesdoelen
- je kunt de onderdelen in het dwarsprofiel van een rivier benoemen.
- je weet wat wordt bedoeld met het verval en het verhang en je kunt beide berekenen.
- je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de piekafvoer en het regiem van een rivier.
- je kunt het verband uitleggen tussen eigenschappen van het rivierprofiel en de afvoer van de rivieren Rijn en Maas.
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
- je kunt de onderdelen in het dwarsprofiel van een rivier benoemen.
- je weet wat wordt bedoeld met het verval en het verhang en je kunt beide berekenen.
- je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de piekafvoer en het regiem van een rivier.
- je kunt het verband uitleggen tussen eigenschappen van het rivierprofiel en de afvoer van de rivieren Rijn en Maas.

Slide 1 - Tekstslide

welk begrip hoort bij de hele afbeelding
A
bovenloop
B
stroomgebied
C
waterscheiding
D
benedenloop

Slide 2 - Quizvraag

Afgebeeld is een........ van een rivier
A
bovenloop
B
benedenloop
C
middenloop
D
lengteprofiel

Slide 3 - Quizvraag

Stellingen:
1 Het verhang van de Maas in de Ardennen is groter dan in Limburg.
2 De stroomsnelheid van de Maas in de Ardennen is groter dan in Limburg.
3 De erosiekracht van een rivier is groter bij een klein verhang.
Neem de cijfers 1 tot en met 3 over op je antwoordblad. Zet achter elke stelling of deze juist of onjuist is.

Slide 4 - Open vraag

Verbind de juiste begrippen met de juiste afbeelding
Lengteprofiel
Middenloop
Benedenloop
Dwarsprofiel

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Video

In welke bocht vindt erosie plaats bij het meanderen van een rivier?
A
Binnenbocht
B
Buitenbocht
C
Geen van beide
D
Beide bochten

Slide 7 - Quizvraag

Hoe werken kribben?
A
Stroomsnelheid rivier wordt hoger, rivier in het midden dieper door uitschurende werking.
B
Stroomsnelheid rivier wordt lager, rivier in het midden dieper door uitschurende werking.
C
Stroomsnelheid rivier wordt lager, rivier in het midden ondieper door sedimenterende werking.
D
Stroomsnelheid rivier wordt lager, rivier in het midden dieper door sedimenterende werking.

Slide 8 - Quizvraag

Verbindt de begrippen met de omschrijving
Dwarsdoorsnede van een rivier op een bepaalde plek.
Het gedeelte van een rivier dicht bij de monding.
Het gedeelte van een rivier tussen de bovenloop en de benedenloop.
Het verval van een rivier, gemeten in meters per kilometer.
Het hoogteverschil tussen twee punten langs een rivier.
Doorsnede in de lengterichting van de rivier.
Gebied dat zijn water afvoert via één hoofdrivier met zijn zijrivieren.
Het stelsel van de hoofdrivier en zijn zijrivieren.
De grens tussen twee stroomgebieden.
lengteprofiel
verval

verhang

middenloop

benedenloop

dwarsprofiel


Stroomgebied
Stroomstelsel
Waterscheiding

Slide 9 - Sleepvraag

4

Slide 10 - Video

02:54
Bij hoog water wordt vooral zand en klei afgezet. Waar wordt vooral zand afgezet en waar klei? Wat is hiervoor de verklaring.

Slide 11 - Open vraag

02:54
1. zandige hogere delen langs de rivier noemen we....
2. De gebieden met klei noemen we...
A
1. duinen 2. schalen
B
1. kommen 2. bekkens
C
1. oeverwal 2. kommen
D
1. oeverwal 2. uiterwaarden

Slide 12 - Quizvraag

02:54
Welk verband is er tussen de stroomsnelheid in een rivier en de mate van erosie en sedimentatie?

Slide 13 - Open vraag

02:54
Welke sedimenten worden afgezet door een rivier? Zet in volgorde van groot (zwaar) naar klein (licht).= gesorteerd

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

Leerdoelen 
Je kent de kenmerkende eigenschappen van de Rijn en de Maas en hun stroomgebied.


Slide 16 - Tekstslide

Kenmerkende eigenschappen van (stroomgebieden) Rijn en Maas.
A
Rijn is regenrivier, Maas is gemengde rivier.
B
Rijn is gemengde rivier, Maas is regenrivier.
C
Het stroomgebied van de Rijn is groter
D
Het stroomgebied van de Rijn is kleiner

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Piekafvoer
Het debiet dat zichtbaar is in de afbeelding hiernaast is een gemiddelde. Bij beide rivieren zie je een hoogste punt in het debiet. 

Dit is de piekafvoer: hoogste afvoer (tijdens of na een regenperiode) van een rivier.

De Rijn heeft een regelmatiger regiem dan de Maas. Beiden kennen een piekafvoer rond de winter. Hoe zit dit?

Slide 19 - Tekstslide

De Maas
De Maas is een regenrivier. Dat wil zeggen dat de Maas gevoed wordt door regenwater uit het stroomgebied.

Regenrivieren kennen een onregelmatig regiem: hoog debiet in de wintermaanden, laag debiet in de zomer.
Waarom?
Antwoord
In de wintermaanden valt meer neerslag, waardoor de Maas in de wintermaanden meer water vervoert. In de zomer is het droger/valt er minder neerslag, verdampt er meer water en wordt meer water door de mens uit de rivieren onttrokken. Daardoor is het debiet in de zomer lager.

Slide 20 - Tekstslide

De Rijn
De Rijn is een gemengde rivier. Dat wil zeggen dat de Rijn gevoed wordt door regenwater uit het stroomgebied en door smeltwater.

Gemengde rivieren kennen een regelmatiger regiem: het verschil tussen het debiet in de zomer en winter is kleiner dan bij een regenrivier. Waarom?
Antwoord
In de wintermaanden valt meer neerslag dan in de zomer. Dit leidt tot een hoger debiet in de winter. Echter, in de lente beginnen de gletsjers te smelten waardoor meer smeltwater vervoerd wordt. Dit zorgt ervoor dat in de lente/begin zomer het debiet hoger blijft, en zo het regiem regelmatiger blijft.

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen
  •  Je weet wat de vertragingstijd is
  • Je weet welke factoren invloed hebben op de vertragingstijd

Slide 22 - Tekstslide

Vertragingstijd

Regenval 

Water in de rivier.

Invloed op de piekafvoer.

Slide 23 - Tekstslide

Verstedelijking
Verstening/verharding = groter oppervlakte straten, wegen en bebouwing.


Slide 24 - Tekstslide

Wat is de relatie tussen verstening, vertragingstijd en piekafvoer? Formuleer je antwoord: Door............. zal de ................ afnemen waardoor de ................. groter wordt (en je waarschijnlijk overstromingen en gedoe enzo krijgt).

Slide 25 - Open vraag

Verstedelijking
Verstening/verharding = groter oppervlakte straten, wegen en bebouwing.

Door verstening zal de vertragingstijd afnemen en de piekafvoer groter worden.


Slide 26 - Tekstslide

winterbed
binnendijks
buitendijks
zomerdijk
winterdijk
zomerbed
krib
uiterwaard

Slide 27 - Sleepvraag

In welk deel van de rivier is het debiet over het algemeen het grootst? Kies uit: bovenloop of benedenloop. Leg je keuze uit!

Slide 28 - Open vraag

Wat zijn de gevolgen van klimaatverandering op de temperatuur (zomer en winter) en de neerslag (hoeveelheid + verdeling in het jaar!)

Slide 29 - Open vraag

Door klimaatverandering wordt het neerslagregiem in Nederland:
A
regelmatiger
B
groter
C
kleiner
D
onregelmatiger

Slide 30 - Quizvraag

Verandering debiet en regiem van de Maas (+ verklaringen?)

Slide 31 - Tekstslide

Verandering debiet en regiem van de Rijn (+ verklaringen?)

Slide 32 - Tekstslide

Samenvattend

Slide 33 - Tekstslide

En nog meer...
Wat beïnvloedt, naast het soort rivier en het klimaat, nog meer het regiem?
  • aard van de bodem: rotsen/ijs (niet waterdoorlatend, dus snel in rivier) of zand/veelbegroeiing (neemt goed water op, dus later afgeven aan rivier)?
  • Ingrepen van de mens: bebouwing of begroeiing? Ontbossing? Vegetatie zorgt voor een sponswerking!

De mens beïnvloedt de vertragingstijd!

Slide 34 - Tekstslide

Vertragingstijd
De tijd tussen de piek van een regenbui en de piek in afvoer

Slide 35 - Tekstslide

Vertragingstijd
De tijd tussen de piek van een regenbui en de piek in afvoer

  • Hoe groter de verstedelijking hoe....korter/langer de vertragingstijd?
  • korter! Door verstening stroomt water sneller de rivier in. Minder begroeiing is een mindere sponswerking van de bodem.

Slide 36 - Tekstslide

Kanalisatie
Het recht trekken van de meanders om de bevaarbaarheid van de rivier te verbeteren.

Maar: 
daardoor neemt de lengte van de rivier af en kan het water zich niet meer over een groter oppervlak verspreiden. Bij hoog water...

Slide 37 - Tekstslide

Hoe noemen we de schommelingen in de waterafvoer van een rivier?
A
waterscheiding
B
debiet
C
regiem
D
verhang

Slide 38 - Quizvraag


'Het stroomgebied van de Maas is groter dan het stroomgebied van de Rijn.'
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quizvraag

De rivier die het meeste water afvoert in Nederland is de:
A
Rijn (inclusief Waal en IJssel)
B
Maas
C
Schelde
D
Eems

Slide 40 - Quizvraag


A
De Maas
B
De Waal
C
De Rijn
D
De Ijssel

Slide 41 - Quizvraag

Bekijk figuur 1.
A. Wat is het totale verval van deze rivier?
B. Wat is het verhang tussen traject B en D langs de rivier? Laat je berekening ook zien!

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Link