6,2 - fascisme en nationaalsocialisme

Welkom in de geschiedenisles!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de geschiedenisles!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Lesdoelen
  • Fascisme
  • Opdrachten
  • Afsluiting  

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Nationaalsocialisme
  • Opdrachten
  • Afsluiting  

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

  • Je kent de betekenis van de volgende begrippen: fascisme, ideologie, racisme, rassenleer, massamedia  . (R)

  • Je kunt kenmerken van het fascisme en het nationaalsocialisme (totalitaire ideologie of totalitaire systemen) noemen en herkennen in een bron. (T2)





Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe en waarom Hitler in Duitsland aan de macht kon komen. (T1)

  • Je kunt uitleggen wat antisemitisme inhield en wat de gevolgen van Hitlers antisemitisme waren voor Joden in Duitsland. (T2)

  • Je weet welke doelen Hitler in zijn binnenlandse en buitenlandse politiek had. (T1)

  • Je kunt uitleggen wat Hitlers nazificatie van Duitsland inhield. (T1)





Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Bekijk/lees de beeldbron en beantwoord de vragen
a) Er staat geen jaartal bij de bron, welk jaartal zal hierbij horen?
b) Leg uit wat er gebeurde in dit jaartal.
Mannen in de rij bij het stempellokaal, hier konden mensen na het halen van twee stempels per dag een klein beetje geld krijgen om zo toch eten te kunnen kopen. 

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Video
Clipphanger: Wat is fascisme?

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video


Fascisme

Fascisme is een politieke stroming, 
en wordt ook wel extreem-rechts genoemd

De naam komt van het voorwerp dat je hier ziet: een fasces
Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor
de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.

Slide 12 - Tekstslide


Benito Mussolini


  • Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
  • Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)

  • Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 13 - Tekstslide

Fascisme in Europa
  • 'Oplossing voor de crisis'

  • Populair in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw

  • Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen

  • Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)

Slide 14 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is. (Leidersbeginsel/Führerbeginsel)

Slide 15 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden. (Het recht van de sterkste: Sociaal-Darwinisme)


Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (3)

  • Niet denken maar doen. Gevoel is belangrijker dan denken.

  • Millitairisme: Geweld is goed: geen woorden maar daden

  • De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.

Slide 17 - Tekstslide

Hitler in het Interbellum
  • Hitler moet in dienst van het leger onderzoeken of de vele kleine politieke groepen in Duitsland een bedreiging zijn voor de Republiek van Weimar. Dit waren vaak nationalistische en zeer teleurgestelde Duitsers.
  • Bij één van de partijen (DAP) sluit hij zich uiteindelijk aan. Binnen de partij, inmiddels de NSDAP (Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij), neemt Hitler steeds meer de rol van leider op zich.
  • Hitler heeft veel ideeën ------>

Hitler's ideeën:
1. Verdrag van Versailles is slecht
2. Alles wat fout gaat is de schuld van Joden en Communisten
3. Duitsland heeft Lebensraum (levensruimte) nodig.
4. Er moet één sterke leider komen
De Swastika is een van de vele tekens die het nazisme over heeft genomen uit andere culturen voor eigen gebruik. 
Vóór de periode van Hitler was de swastika, net als vele runen tekens, een teken dat symbool staat voor de vier windstreken, jaargetijden en levensfasen en voor de eeuwige kringloop (levensrad); en voor de zon, geluk, levenskracht en beweging. Het hakenkruis is van oorsprong een positief symbool.

Slide 18 - Tekstslide


Bierkellerputsch
1923



  • Geïnspireerd door Mussolini's zijn march on Rome, besluit hij hetzelfde te doen alleen dan in München, Duitsland. 
  • Hitler zijn  staatsgreep mislukt (putsch). Hij wordt gearresteerd en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar. 

Slide 19 - Tekstslide

 Nationaal-Socialisme
  • Met Nationaal-Socialisme wordt het Duits fascisme in de periode 1933-1945 bedoeld

  • Ook wel: nazisme genoemd

  • De aanhangers worden ook wel nazi's genoemd

  • De Nederlandse NSB was ook nationaal-socialistisch

Slide 20 - Tekstslide

Kenmerken van nationaal-socialisme (1)

  • Democratie is verkeerd; er moet één sterke leider zijn.

  • Geweld is een goede manier om je doelen te bereiken.

  • Duitsland moet weer een sterk leger krijgen.

Slide 21 - Tekstslide

Kenmerken van nationaal-socialisme (2)

  • Het Duitse ras moet raszuiver worden gehouden = rassenleer en antisemitisme

  • Het Duitse volk heeft Lebensraum (=levensruimte) nodig.

  • Heim ins Reich: alle Duitsers moeten in één groot rijk wonen

Slide 22 - Tekstslide

Oswald Mosley (Engeland)
Anton Mussert (Nederland)

Slide 23 - Tekstslide

Opdrachten
Paragraaf 6,2 – fascisme en nationaalsocialisme
Lees eerst de teksten goed door!
Opdrachten: 13, 15, 16, 18, 22, 26
LB blz. 100 t/m 102
WB blz. 128 t/m 130


Zet deze opdrachten in je planner!

timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

Afsluiting
Aan het eind van deze les:

  • Je kent de betekenis van de volgende begrippen: fascisme, ideologie, racisme, rassenleer, massamedia  . (R)

  • Je kunt kenmerken van het fascisme en het nationaalsocialisme (totalitaire ideologie of totalitaire systemen) noemen en herkennen in een bron. (T2)





Slide 25 - Tekstslide

Afsluiting
Aan het eind van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe en waarom Hitler in Duitsland aan de macht kon komen. (T1)

  • Je kunt uitleggen wat antisemitisme inhield en wat de gevolgen van Hitlers antisemitisme waren voor Joden in Duitsland. (T2)

  • Je weet welke doelen Hitler in zijn binnenlandse en buitenlandse politiek had. (T1)

  • Je kunt uitleggen wat Hitlers nazificatie van Duitsland inhield. (T1)





Slide 26 - Tekstslide

Fijne dag!

Slide 27 - Tekstslide