delend lidwoord, partie 2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

delend lidwoord

We herhalen de uitleg van vorige week en voegen nieuwe regels toe zodat je hierna de complete uitleg over het delend lidwoord hebt gehad. 

Wat weet je nog over het
delend lidwoord en de PAAD-ww?

wat vul je in op de puntjes:
je prends ....... frites et ........ viande.

1. des - de la
2. les - la
3. des - la
4. du - de la

wat vul je in op de puntjes:
j'aime ...... pain et je déteste ..... lait.

1. du - du
2. du - le
3. le - le
4. un - du

wat vul je in op de puntjes:
j'adore ...... coca mais je bois ..... eau.

1. du - de l'
2. le - de l'
3. le - l'
4. un - un

het delend lidwoord verandert...

Het delend lidwoord (du - de la - de l' - des) gebruik je als er in het Nederlands geen lidwoord wordt gebruikt. Dit delend lidwoord kan veranderen in  de / d'  na:

- een ontkenning 

- een woord van hoeveelheid

na ontkenning

Een delend lidwoord verandert na een ontkenning in de of d'

Je bois du coca --> je ne bois pas de coca

Il prend du poisson --> il ne prend jamais de poisson

Nous voulons du yaourt --> nous ne voulons plus de yaourt

let op, geldt alleen voor een delend lidwoord, niet voor een bepaald lidwoord (de PAAD-regel)

Wat moet er op de open plek staan en waarom?
- Je ne mange pas ____ viande

1. de la, wanneer je in het Nederlands geen lidwoord krijgt krijg je in het Frans een delend lidwoord
2. de, want na een ontkenning krijg je 'de' in plaats van een delend lidwoord
3. Niks, want na een getal krijg je geen delend lidwoord
4. La, want na het werkwoord manger krijg je altijd een bepaald lidwoord

na woord van hoeveelheid

Een delend lidwoord verandert na een woord van hoeveelheid in de of d'

Je mange du pain --> je mange une tranche de pain

vous buvez du vin --> vous buvez un verre de vin

Ils prennent des oeufs --> ils prennent peu d'oeufs

Woorden van hoeveelheid

Beaucoup         veel

Peu                       weinig

Un kilo                 een kilo

Un litre                een liter

100 grammes   100 gram

Une bouteille    een fles

Un verre               een glas

zet in je schrift!

Une tasse        een kopje

Un sachet        een zak

Un paquet        een pak

Un pot                een pot

Une boîte          een doos

Une brique        een pak

Une tranche     een plak, snee                                   (van brood)

Na een ontkenning of een hoeveelheidswoord gebruik je altijd

1. de of d'
2. hetzelfde delend lidwoord
3. je ne sais pas
4. des, d'

Vul de juiste vorm van het delend lidwoord in:
Je vais acheter un kilo ........ pommes
et ..... beurre

Vul de juiste vorm van het delend lidwoord in.
Au restaurant je prends la pizza avec ____ légumes et ____ jambon blanc.

Vul de juiste vorm van het delend lidwoord in.
Mon plat préféré est ..... frites, ... saumon (man) et un peu .... tomates et comme dessert beaucoup ... fruits.

Devoirs

F. stencil lidwoorden ex. (zie planner)

Et. voca atelier 6.1 + stencil bon appétit

Et. aantekeningen lidwoorden