rekenen verhoudingen

Hoofdstuk 4
Verhoudingen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
Verhoudingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
  • Je weet wat verhoudingen zijn.
  • Je kan verhoudingstabellen maken.
  • Je kan rekenen met verhoudingen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhoudingen
Verhoudingen geven aan hoe twee (of meer) grootheden zich tot elkaar verhouden. 
Je komt ze veel tegen, bijvoorbeeld bij het koken.

Voorbeeld
Voor 4 personen heb je 300 gram noedels nodig.
Dit is een verhouding tussen het aantal personen en het aantal
gram noedels. Met deze verhouding kan je uitrekenen hoeveel
noedels je nodig hebt voor verschillende aantallen personen.
                                                                

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhoudingen en procenten. Verhoudingstabellen.

In een verhoudingstabel kun je de getallen die onder elkaar staan met hetzelfde getal vermenigvuldigen of door hetzelfde getal delen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Als je weet wat je moet koken voor 1 persoon, kun je ook uitrekenen wat je nodig hebt voor 22 personen"

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verhouding 5 : 15 hoort bij...
A
1:2
B
1:3
C
1:4
D
1:5

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verhouding 4 : 16 hoort bij...
A
1:2
B
1:3
C
1:4
D
1:5

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verhouding 4 : 8 hoort bij...
A
1:3
B
1:5
C
1:2
D
1:6

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

uitrekenen op je blaadje.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voor 4 personen heb je 600 gram nodig. Voor 9 personen heb je dus...... gram tomaten nodig.
A
1250 gram
B
1200 gram
C
1300 gram
D
1350 gram

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6 appels kosten in
de winkel € 2,10

Hoeveel kosten 5 appels?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie scoort het best, Joost of Bart?
Joost: van de 8 strafschoppen, schiet hij er 6 raak.

Bart: van de 10 strafschoppen schiet hij er 7 raak.

Wie scoort het meest?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6                                           
8

7                                                     
10

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit met een verhoudingstabel:

1 kilo appels kost € 1,70. Hoeveel kost 2,5 kilo?
A
€ 4,25
B
€ 4,10
C
€ 3,40
D
€ 5,10

Slide 15 - Quizvraag

Je kan het getal direct vermenigvuldigen met 2,5. Je kan het ook eerst vermenigvuldigen met 2, dan apart vermenigvuldigen met 0,5 (delen door 2), en deze antwoorden bij elkaar optellen.
Reken uit met een verhoudingstabel:

Een oude auto gebruikt 60 liter diesel om 600 kilometer af te leggen. Hoeveel kilometer rijdt deze auto met 1 liter diesel?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies