de woordenschat van de planner
het doel - wat je wilt/moet kunnen of kennen
het leerpunt - wat je wilt/moet leren
het overzicht - je kunt snel zien/begrijpen wat de dingen
zijn
de inhoudsopgave - lijst met dingen die in het boek staan
de voorwaardelijke opdracht
- dit moet je doen voordat je iets krijgt/mag
de vaktaalwoorden - de woorden die bij een vak/beroep horen