In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
C'est quoi un adjectif qualificatif?
Slide 1 - Woordweb
Een bijvoeglijk naamwoord...
...zegt iets over een zelfstandig naamwoord. In het Nederlands zetten we zo'n woord altijd voor het znw(=zelfstandig naamwoord). In het Frans kan deze er voor of erachter staan.
Slide 2 - Tekstslide
Par exemple:
Een mooi huis = une belle maison
Het witte huis = la maison blanche
Een kleine jongen = un petit garçon
Een slimme jongen = un garçon intelligent
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Welke van deze 4 moet achter het znw?
A
Jeune (=jonge)
B
Grand (=grote)
C
Intelligent (=slimme)
D
Méchant (gemene)
Slide 5 - Quizvraag
Welke van deze 4 moet achter het znw?
A
Beau (=mooie)
B
Bas (=lage)
C
Vieux (=oude)
D
Gros (dikke)
Slide 6 - Quizvraag
Welke van deze 4 moet achter het znw?
A
Haut (=hoge)
B
Gras (=vette)
C
Long (=lange)
D
dernier (=laatste)
Slide 7 - Quizvraag
Hoe gebruik ik een bnw?
In je presentatie kun je ze gebruiken om je stad te beschrijven:
Une belle ville (een mooie stad)
Un joli parc (een leuk park)
Une grande musée (een groot museum)
Slide 8 - Tekstslide
Let op:
Je moet de goede vorm gebruiken. Let op of een woord mannelijk/vrouwelijk is. Kijk ook naar het enkelvoud/meervoud. Zoek deze woorden dus ook op, zodat je weet hoe je ze schrijft (tekstboek, bron I) en uitspreekt. (context.reverso.net)
Slide 9 - Tekstslide
Par exemple
Un beau garçon (=een mooie jongen)
Une belle fille (=een mooi meisje)
Deux beaux garçons (=twee mooie jongens)
Deux belles filles (=twee mooie meisjes)
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Au travail
Maak de opdrachten uit bron I (niet de ster opdrachten). Dit zijn de laatste opdrachten voor dit jaar. Zorg dat je volgende week maandag:
Alle opdrachten van bron A, B, C, D, E, G en I af hebt!