HV2 - 2 december 2019 - Spellingsregels (Engelse) leenwoorden

Stillezen
timer
10:00

Leg je huiswerk voor je:
Opdracht 7, 8 en 9
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Stillezen
timer
10:00

Leg je huiswerk voor je:
Opdracht 7, 8 en 9

Slide 1 - Tekstslide

Dwalen
Zullen we
door de stad dwalen?
Jij en ik.

De bloemenmarkt opgebroken.
De kermis al weg.
Het cirkus nog lang niet terug.
Dit is zo'n zaterdag
zonder fanfare.
Een straat en een plein en een brug.


Het regent.
We nemen een tram. Kijken
waar die ons brengt.
In de ruit
zie ik ons. Hoe ik schrik.
Wij.
Waar ben jij?
Waar ben ik?

Slide 2 - Tekstslide

Planning
H1 Spelling:
De spelling van de leenwoorden en Engelse werkwoorden.


Huiswerk voor morgen:
Opdr. 1, 5 en 7 (blz. 74 en 75)
Leerdoelen van vandaag

- Ik weet de regels voor de spelling van leenwoorden.

- Ik weet de regels voor de spelling van Engelse werkwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Leenwoorden
Leenwoorden zijn woorden 
die wij hebben 'geleend' uit een 
andere taal. Deze gebruiken 
wij nu zelf.
Wij gebruiken meer 
leenwoorden dan je zelf misschien doorhebt.


Slide 4 - Tekstslide

Oorsprong leenwoorden
De meeste leenwoorden die wij in Nederland gebruiken komen uit het Latijn, Frans, Engels en Duits. 

In het dagelijks leven gebruik je, zonder dat je het merkt, veel woorden die eigenlijk uit een andere taal komen. 

Wist jij bijvoorbeeld dat het woord muur uit het Latijn komt, het woord stekker uit het Duits en het woord restaurant uit het Frans?

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoorden
Als we een werkwoord moeten vervoegen gaan we uit van de infinitief. In een woordenboek wordt van werkwoorden altijd de infinitief gegeven.
De infinitief eindigt bijna altijd op -en: lopen, werken, leren, lachen etc.
Uitzonderingen: slaan, staan, gaan, etc.

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoorden
Engelse werkwoorden worden vervoegd als zwakke werkwoorden in het Nederlands. Ze krijgen in de verleden tijd stam plus -de(n).
Voorbeelden:
rugbyde, jogde, tackelde
Als de stam eindigt op een van de medeklinkers uit ’t kofschip of ’t ex-kofschaap schrijf je stam + te(n)

Slide 7 - Tekstslide

Engelse leenwoorden
aftrainen: ik train af - jij traint af - hij trainde af - afgetraind
babysitten: ik babysit - ik babysitte - ik heb gebabysit
barbecueën: ik barbecue - ik barbecuede - ik heb gebarbecued
managen: ik / hij manage(t) - ik managede - ik heb gemanaged
paintballen: ik paintball - ik paintballde - ik heb gepaintballd
tapen: ik tape / hij tapet - ik tapete - ik heb getapet
deleten: ik delete/ hij deletet - ik deletete - ik heb gedeletet. 

Slide 8 - Tekstslide

Evaluatieopdracht: 
Kies minimaal één van de onderstaande opdrachten.

- Schrijf één nieuw ding op dat je geleerd hebt. 

- Schrijf één ding op waar je beter in geworden bent.

- Schrijf één ding op waarbij je een ander hebt geholpen

timer
2:00

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag
 + huiswerk voor morgen

- Ik weet de regels voor de spelling van leenwoorden.

- Ik weet de regels voor de spelling van Engelse werkwoorden.

Huiswerk:
Opdracht 1, 5 en 7 (blz. 74 en 75) (Klaar? --> 8, 9 en 10 maken.)

Slide 10 - Tekstslide