Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Unit 3 Lesson 5 part 1 + 2
Unit 3 lesson 5 part 1
Learning targets:
Words about the Household
Writing
Have to, must, should
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Unit 3 lesson 5 part 1
Learning targets:
Words about the Household
Writing
Have to, must, should
Slide 1 - Tekstslide
Plan
Study words + vocab exercises
Grammar explanation + practice
Blooket
Slide 2 - Tekstslide
Unit 3 Lesson 5
in silence
Study vocab: Page 131
Study expressions: page 132
And do Exercise 2, 5 and 7
timer
10:00
Slide 3 - Tekstslide
Have to, must and should
Slide 4 - Tekstslide
Have to, must, should
Have to
,
must
&
should
zijn
hulpwerkwoorden
die je gebruikt om bevelen of advies te geven.
You
have to
do the dishes after you finish eating dinner.
You
must
pay your taxes.
You
should
probably listen to the teacher.
Slide 5 - Tekstslide
Have to, must, should
Have to
Gebruik om aan te geven dat iets moet; informeel. Nederlands: moeten
Must
Gebruik om aan te geven dat iets moet; formeler en dwingender. Gebruik voor wetten en regels. Nederlands: moet echt
Slide 6 - Tekstslide
Have to, must, should
Should
Gebruik bij adviezen. Iets zou moeten/is belangrijk. Nederlands: zou(den) eigenlijk moeten/kan, kunt, kunnen beter.
Slide 7 - Tekstslide
Have to, must, should.
Kies het juiste werkwoord.
Please excuse me for a moment. I ___ go to the toilet.
A
has to
B
have to
C
must
D
should
Slide 8 - Quizvraag
Have to, must, should.
Kies het juiste werkwoord.
All my favourite actors are in this film, so it ___ be good.
A
has to
B
have to
C
must
D
should
Slide 9 - Quizvraag
Have to, must, should.
Kies het juiste werkwoord.
You ____ save some money.
A
has to
B
have to
C
must
D
should
Slide 10 - Quizvraag
Have to, must, should.
Kies het juiste werkwoord.
Children ____ go to school.
A
has to
B
have to
C
must
D
should
Slide 11 - Quizvraag
Have to, must, should.
Kies het juiste werkwoord.
I ____ study today.
A
has to
B
have to
C
must
D
should
Slide 12 - Quizvraag
Have to, must, should.
Kies het juiste werkwoord.
She ____ go to the doctor today, for a regular check-up.
A
has to
B
have to
C
must
D
should
Slide 13 - Quizvraag
The teacher told us that you ____ be in class at 8:30!
Slide 14 - Open vraag
Father: "Listen! You and your sister ___ be home before 10 PM!
Slide 15 - Open vraag
om aan te geven dat iemand anders vindt dat iets moet.
advies of een suggestie geven.
verplichtend!
should
must
have to
Slide 16 - Sleepvraag
Fill in: have to, should(or negatives):
When you're in the army, you.......do what you're told.
A
have to
B
should
C
don't have to
D
shouldn't
Slide 17 - Quizvraag
I think you ___ respect the elderly.
A
should
B
should not
C
have to
Slide 18 - Quizvraag
You ... be 18 before you can drive.
A
should
B
must
C
have to
D
don't have to
Slide 19 - Quizvraag
I ___ go now, or I'll miss my bus.
A
should
B
must
C
have to
D
have got to
Slide 20 - Quizvraag
Writing
Page 121: Ex. 1 and 11
Time left? Blooket
Slide 21 - Tekstslide
Unit 3 lesson 5 part 2
Learning targets:
Words about the Household
Writing
Have to, must, should
Slide 22 - Tekstslide
Plan
Have to, must, should exercises
Writing exercises
Blooket
Slide 23 - Tekstslide
have to
,
mu
st
,
should
have to
:
iets
moet
(informeel)
must:
iets
moet
(formeler en dwingender)
(
wetten, regels en
bevelen
, als iets écht belangrijk is!!)
must:
iets is
logisch
(het kan niet anders, het moet wel zo zijn)
should:
iets
zou moeten
, iets is belangrijk. (adviezen)
Slide 24 - Tekstslide
learnenglishteens.britishcouncil.org
Slide 25 - Link
Unit 3 Lesson 5
in silence
Study Grammar
Have to, must and Should: Page 132
And do Exercise 3, 4 and 6
timer
10:00
Slide 26 - Tekstslide
Welk hulpwerkwoorden gebruik je als je zelf vindt dat iets (niet) moet?
A
must/should
B
should/have to
C
have to/must
Slide 27 - Quizvraag
Welk hulpwerkwoord gebruik je wanneer het de betekenis heeft van 'zou moeten' (adviserend moeten)?
r
A
have to
B
must
C
should
Slide 28 - Quizvraag
Welk hulpwerkwoord voor moeten klinkt informeel (minder officieel)?
A
should
B
must
C
have to
Slide 29 - Quizvraag
Welk hulpwerkwoord klinkt formeler, dwingender?
A
must
B
have to
C
should
Slide 30 - Quizvraag
Welk hulpwerkwoord gebruik je om te zeggen dat iets niet anders kan, het moet wel zo zijn? (iets is logisch)
A
have to
B
must
C
should
Slide 31 - Quizvraag
Lisa, tell your brother he...be in bed at 8 PM.
A
has to
B
must
C
should
D
mustn't
Slide 32 - Quizvraag
They...leave him alone, he has done nothing wrong. (advise)
A
have to
B
must
C
don't have to
D
should
Slide 33 - Quizvraag
Mum says I ___ walk the dog.
A
should
B
must
C
have to
D
have got to
Slide 34 - Quizvraag
We ......... talk about this, it's a secret.
A
should
B
shouldn't
C
have to
D
don't have to
Slide 35 - Quizvraag
I know when the difference between
must, have to and should
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 36 - Poll
Writing - Homework
Page 121: Ex. 8, 9 and 10
Last 10 minutes -> Blooket
Slide 37 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
VWO 2 Unit 3.5 Australia (29 January 23/24)
Januari 2025
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
VWO 2 Unit 3.5 Australia (29 January 23/24)
Januari 2024
- Les met
19 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
VWO 2 Unit 3 Australia (17 January)
November 2022
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Have to must should
November 2024
- Les met
15 slides
Week 2: Passive (8B)
Augustus 2022
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Have to must should
Januari 2025
- Les met
12 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Have to must should
December 2024
- Les met
12 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Have to must should
Januari 2025
- Les met
12 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2