VWO - 1 oktober

Jeudi 1er octobre 
Opéra de Rennes, Rennes
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Jeudi 1er octobre 
Opéra de Rennes, Rennes

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui 
Herhalingsoefening 
Het huiswerk en de luisteropdracht nakijken 
Schrijfopdracht over de wijk


Slide 2 - Tekstslide

Herhalingsoefening
- 20 vragen : 12 over woordenschat en 8 over voorzetsels 


 Zelfstandig antwoorden : Het is oké om foutjes te maken!
!

Slide 3 - Tekstslide

"Elle joue dans sa chambre."

Wat betekent "chambre" ?
A
slaapkamer
B
woonkamer
C
badkamer
D
keuken

Slide 4 - Quizvraag

"Il est dans la cuisine."

Wat betekent "cuisine" ?
A
kantoor
B
woonkamer
C
badkamer
D
keuken

Slide 5 - Quizvraag

"Il y a un oiseau sur le toit"

Wat betekent "toit"
A
schoorsteen
B
dak
C
balkon
D
boom

Slide 6 - Quizvraag

"Il est tombé dans les escaliers"

Wat betekent "escaliers" ?
A
ingang
B
zwembad
C
trap
D
tuin

Slide 7 - Quizvraag

"Il y a une araignée dans la cave"

Wat betekent "cave" ?
A
muur
B
zolder
C
garage
D
kelder

Slide 8 - Quizvraag

"Ils sont épuisés"

Wat betekent "épuisé" ?
A
uitgeput
B
levendig
C
gemotiveerd
D
lui

Slide 9 - Quizvraag

"J'ai fais un rêve merveilleux"

Wat betekent "rêve" ?
A
reis
B
droom
C
gedachten
D
plan

Slide 10 - Quizvraag

"Vous rangez votre chambre"

Wat betekent "ranger" ?
A
vies maken
B
ontdekken
C
delen
D
opruimen

Slide 11 - Quizvraag

"Es-tu l'aîné de ta famille ?"

Wat betekent "aîné"
A
de jongste
B
de oudste
C
de kleinste
D
de langste

Slide 12 - Quizvraag

"Je m'entends bien avec mon frère"

Wat betekent "bien s'entendre" ?
A
met elkaar botsen
B
beschermen
C
goed opschieten met
D
'close' zijn met

Slide 13 - Quizvraag

"Nous avons eu une dispute"

Wat betekent "dispute" ?
A
vriendschap
B
genegenheid
C
probleem
D
ruzie

Slide 14 - Quizvraag

"Elle provoque tout le temps son père"

Wat betekent "provoquer" ?
A
uitdagen
B
storen
C
vrezen
D
zich verzetten tegen

Slide 15 - Quizvraag

Deel 2 : Voorzetsels 

Slide 16 - Tekstslide

Comment dîtes-vous "voor" ?
A
devant
B
derrière
C
à côté
D
sous

Slide 17 - Quizvraag

Comment dîtes-vous "in" ?
A
sur
B
derrière
C
entre
D
dans

Slide 18 - Quizvraag

Comment dîtes-vous "achter" ?
A
sur
B
derrière
C
entre
D
à côté de

Slide 19 - Quizvraag

Comment dîtes-vous "op" ?
A
sur
B
sous
C
entre
D
à côté de

Slide 20 - Quizvraag

Comment dîtes vous "naast" ?
A
au-dessus
B
sous
C
entre
D
à côté de

Slide 21 - Quizvraag

Comment dîtes-vous "tussen" ?
A
au-dessus
B
sous
C
entre
D
à gauche

Slide 22 - Quizvraag

Comment dîtes-vous "boven" ?
A
au-dessus
B
sous
C
à droite
D
à gauche

Slide 23 - Quizvraag

Comment dîtes-vous "onder" ?
A
devant
B
sous
C
à droite
D
à gauche

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 27
Als jullie klaar zijn, moeten jullie "Lire C" (exercice 33) doen. 

Slide 26 - Tekstslide