2 HAVO Grammaire H | Bezittelijk Voornaamwoord | Ch.1

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide












Log in op lesson up
Geen rare naam gebruiken natuurlijk
Geen gei(n)tjes!

Slide 2 - Tekstslide

Het bezittelijk
voornaamwoord in het Nederlands

Slide 3 - Woordweb

Het bezittelijk voornaamwoord (NL)
  • Mijn
  • Jouw
  • Zijn/haar
  • Onze
  • Jullie
  • Hun

Slide 4 - Tekstslide


Het bezittelijk voornaamwoord
Le pronom possessif
Grammaire page 46
Notre
village

Slide 5 - Tekstslide

Le pronom possessif

Slide 6 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord
in het Frans

Slide 7 - Woordweb

Het bezittelijk voornaamwoord (Frans)
  • Mijn = mon, ma, mes
  • Jouw = ton, ta, tes
  • Zijn/haar = son, sa, ses
  • Onze = notre, notre, nos
  • Jullie = votre, votre, vos
  • Hun = leur, leur, leurs
Uitspraak
We gaan het rijtje eerst rustig uitspreken, maar daarna steeds sneller.

Slide 8 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord (Frans)

Het maakt niet uit of een ding van een
man, vrouw, jongen of meisje is!

Bijv: Michel répare sa voiture (v).
Michel repareert zijn auto. Niet: son voiture. 

Let op:

Slide 9 - Tekstslide

4

Slide 10 - Video

00:25
Wat krijg je nu te zien denk je?
A
Wat het verschil is tussen mon, ma en mes
B
Wat een bezittelijk voornaamwoord betekent

Slide 11 - Quizvraag

00:47
Welk verschil is hier uitgelegd?

Slide 12 - Open vraag

01:20
Maakt het uit of de persoon waarvan iets is een meisje of jongen is?
A
Nee, het object bepaalt!
B
Ja, eigenlijk wel.

Slide 13 - Quizvraag

02:54
Als een woord begint met een klinker..
A
Gebruik je welke vorm je zelf wilt
B
Gebruik je altijd de mannelijke vorm

Slide 14 - Quizvraag


Wat is het vrouwelijke bvnw?
A
mon
B
ta
C
son

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervouds-bvnw?
A
mon
B
ta
C
son
D
leurs

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het bvnw in deze zin?

Quelle est ta matière préférée
A
Quelle est
B
ta
C
matière
D
préférée

Slide 17 - Quizvraag

Ma matière préférée c'est l'anglais.

Wat betekent 'ma' ?
A
zijn
B
mijn
C
jouw
D
hem/haar

Slide 18 - Quizvraag

Mon prof préféré c'est Monsieur Conradie

Wat betekent 'mon' ?
A
hun
B
hem/haar
C
jouw
D
mijn

Slide 19 - Quizvraag


Mijn school (m)
A
ma collège
B
mes collège
C
mon collège
D
tes collège

Slide 20 - Quizvraag

zijn kamer (v)
A
ses chambre
B
son chambre
C
ton chambre
D
sa chambre

Slide 21 - Quizvraag


Jouw spullen (mv)
A
ton affaires
B
tes affaires
C
ta affaires
D
mes affaires

Slide 22 - Quizvraag

À faire           Ch. 1
  • Werkwijzer, laptop en boek op tafel
  • Docent checkt waar je bent (wk 41)
  • Door met opdrachten
  • Bij vragen vinger omhoog
  • Klaar: nakijken, slim stampen, praatt.nl (met oortjes)

Page 44 - 49  |   Exercice:   27, 30, 31, 32, 33    |      20 minutes
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide



Au revoir!

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord (NL)
  • Mijn
  • Jouw
  • Zijn/haar
  • Onze
  • Jullie
  • Hun
Maakt het uit of de persoon waarvan iets is een jongen of een meisje is?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Het bezittelijk voornaamwoord (FR)
  • Mijn = mon, ma, mes
  • Jouw = ton, ta, tes
  • Zijn/haar = son, sa, ses
  • Onze = notre, notre, nos
  • Jullie = votre, votre, vos
  • Hun = leur, leur, leurs
Uitspraak
We gaan het rijtje eerst rustig uitspreken, maar daarna steeds sneller.

Slide 28 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord (FR)

Het maakt niet uit of een ding van een
man, vrouw, jongen of meisje is!

Bijv: Michel répare sa voiture (v).
Michel repareert zijn auto. Niet: son voiture. 

Let op:

Slide 29 - Tekstslide

Oefenen!
1. (mijn) _______ père (m) aime les fleurs.
2. Ils jouent dans (hun) _________ jardin (m).
3. Marc travaille à (zijn) _______ table (v).
4. Kathy lit (haar) ________ livre (m).
5. Ils lavent (onze) __________ voiture (v).
6. (hun) ________ cousins viennent aussi (mv).
7. Michel répare (zijn) ______ voiture (v).
8. (jullie) _________ chiens (mv) dorment bien.
9. Ce sont (haar) ________ grands-parents (mv) !
10. C'est (jouw) ____________ prof (m) (v) ?
Je mag je boek erbij gebruiken als hulp
Page 46

Slide 30 - Tekstslide

Les réponses:
1. (mijn) mon père aime les fleurs.
2. Ils jouent dans (hun) leur jardin.
3. Marc travaille à (zijn) sa table.
4. Kathy lit (haar) son livre.
5. Ils lavent (onze) notre voiture.
6. (hun) leurs cousins viennent aussi.
7. Michel répare (zijn) sa voiture.
8. (jullie) vos chiens dorment bien.
9. Ce sont (haar) ses grands-parents!
10. C'est (jouw) ton / ta prof?
Hoeveel had je goed?
Naast deze grammatica krijg je ook de passé composé

Slide 31 - Tekstslide

À faire           Ch. 1
  • Werkwijzer, laptop en boek op tafel
  • Docent checkt waar je bent (wk 41)
  • Door met opdrachten
  • Bij vragen vinger omhoog
  • Klaar: nakijken, slim stampen, praatt.nl (met oortjes)

Page 44 - 49  |   Exercice:   27, 30, 31, 33    |      25 minutes
timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide