Thema 2 B4 Zwanger

Thema 2 

Voortplanting en seksualiteit

  



B4

Zwanger

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 

Voortplanting en seksualiteit

  



B4

Zwanger

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma 
Les 1
  • Leerdoelen Basisstof 4: Zwanger 
  • Uitleg B4 
  • Zelfstandig opdracht 50 t/m 64 maken 
  • Oefen de Flitskaarten en maak Test Jezelf als laatste.
Eerder klaar? 
  • Neem context Beroep 'Gynaecoloog' en maak de bijbehorende opdracht 65
  • Lesafsluiter B4
Les 2
  • Toets analyseren

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even B3 herhalen...
Hormonen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dag 1-14 menstruatiecyclus
  • FSH stimuleert de ontwikkeling en rijping van follikels in de eierstokken (ovaria).
  • FSH en LH stimuleren de follikels om oestrogenen te produceren.
  • Oestrogenen zijn vrouwelijke geslachtshormonen.
  • Oestrogenen zorgen voor de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken en maken het baarmoederslijmvlies dikker (klierrijker).



BINAS 86C

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dag 1-14 menstruatiecyclus
Wanneer oestrogenen concentratie in het bloed boven een drempelwaarde komen, dan is er een positieve terugkoppeling.
  

Dan snelle toename van LH (en FSH) door de hypofyse.

Daardoor voltooiing meiose I en ovulatie!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk hormoon kan, na kunstmatige toediening, het rijpen van meer eicellen tegelijk bevorderen?
(dit wordt bv. gedaan bij IVF)
A
FSH
B
LH
C
oestrogeen
D
progesteron

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dag 14-28 menstruatiecyclus
Na ovulatie blijft het gele lichaam achter. 
  

Gele lichaam produceert nu oestrogenen en progesteron.
Progesteron stimuleert de groei en ontwikkeling van het baarmoederslijmvlies.

Oestrogenen en progesteron remmen de hypothalamus en de hypofyse = negatieve terugkoppeling

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dag 14-28 menstruatiecyclus
Eicel leeft maar 24 uur ! Is er geen bevruchting (in de eileider) dan is er ook geen innestelling in het baarmoederslijmvlies en dus geen zwangerschap.
  

Bij uitblijven zwangerschap sterft het gele lichaam (10-14 dagen na ovulatie).
Als gele lichaam sterft, dan stopt de productie van progesteron.
Gevolg = weer menstruatie rond dag 28

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dag 14-28 menstruatiecyclus
Wanneer oestrogeen en progesteron daalt, dan valt de remming van hypothalamus en hypofyse weg.
 

Hypofyse maakt weer FSH en LH en dus weer rijping van de follikels.

Start nieuwe menstruatiecyclus


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk proces vindt plaats op tijdstip P?
A
bevruchting
B
menstruatie
C
ovulatie
D
afronding meiose II

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de namen van
hormoon nummer 3 en 4?
A
3 = FSH 4 = LH
B
3 = LH 4 = progesteron
C
3 = oestrogeen 4 = progesteron
D
3 = FSH 4 = oestrogeen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plaatje = schematische weergave van de
menstruatiecyclus.

Welk hormoon wordt door het ovarium
in fase M in relatieve grote hoeveelheden
aan het bloed afgegeven?
A
Oestrogeen
B
Progesteron
C
FSH
D
LH

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen B4
1. Je kunt de ontwikkeling van zygote tot volgroeide baby beschrijven.

2. Je kunt beschrijven hoe een zygote zich ontwikkelt tot meercellig organisme door differentiatie van stamcellen en apoptose.

3. Je kunt de fasen van de geboorte beschrijven.



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Embryonale ontwikkeling
Embryo: eerste 8 weken na bevruchting.

  1. Zygote (bevruchte eicel) deelt zich door klievingsdelingen, het volume neemt niet toe. 
  2. Morula: klompje van 16-32 stamcellen. 
  3. Er ontstaat een holte met vocht, dan heet het een blastula

Zie BiNaS tabel 86E

Slide 15 - Tekstslide

De eerste acht weken na de bevruchting van de eicel wordt het klompje cellen een embryo genoemd. De embryonale ontwikkeling bestaat uit veel verschillende fasen (zie afbeelding 27 en BiNaS tabel 86E): zygote, morula, blastula, gastrula en neurula.
De bevruchte eicel wordt ook wel zygote genoemd. Al snel gaat de zygote zich delen door middel van klievingsdelingen, waarbij het totale volume niet toeneemt. De ontstane cellen zijn dus bij elke deling kleiner. Het klompje cellen, de morula, bestaat uit 16 tot 32 stamcellen. Dat zijn cellen die nog niet (volledig) zijn gespecialiseerd en zich nog kunnen differentiëren naar alle typen cellen. Er ontstaat een holte gevuld met vocht in het klompje cellen, dat nu blastula heet (zie afbeelding 28). Een deel van het klompje cellen vormt het begin van het eigenlijke embryo: de embryoblast of embryonaalknop. De buitenste laag cellen, de trofoblast, beschermt de embryoblast. De trofoblast zorgt ook voor de innesteling in het baarmoederslijmvlies en vormt later de placenta. De trofoblast gaat HCG vormen, het hormoon humaan choriongonadotrofine. HCG houdt het gele lichaam in stand.
Embryonale ontwikkeling
Embryoblast/ embryonaalknop: begin van embro.

Trofoblast
1. beschermt de embryoblast.
2. zorgt voor innesteling in baarmoederslijmvlies. 
3. vormt later de placenta. 
4. Gaat hormoon HCG vormen, wat gele lichaam in stand houdt. 

Slide 16 - Tekstslide

r ontstaat een holte gevuld met vocht in het klompje cellen, dat nu blastula heet (zie afbeelding 28). Een deel van het klompje cellen vormt het begin van het eigenlijke embryo: de embryoblast of embryonaalknop. De buitenste laag cellen, de trofoblast, beschermt de embryoblast. De trofoblast zorgt ook voor de innesteling in het baarmoederslijmvlies en vormt later de placenta. De trofoblast gaat HCG vormen, het hormoon humaan choriongonadotrofine. HCG houdt het gele lichaam in stand.
Embryonale ontwikkeling
Tijdens innesteling ontstaan holten waar bloed van moeder doorheen stroomt. 

Slide 17 - Tekstslide

r ontstaat een holte gevuld met vocht in het klompje cellen, dat nu blastula heet (zie afbeelding 28). Een deel van het klompje cellen vormt het begin van het eigenlijke embryo: de embryoblast of embryonaalknop. De buitenste laag cellen, de trofoblast, beschermt de embryoblast. De trofoblast zorgt ook voor de innesteling in het baarmoederslijmvlies en vormt later de placenta. De trofoblast gaat HCG vormen, het hormoon humaan choriongonadotrofine. HCG houdt het gele lichaam in stand.
Embryonale ontwikkeling
Trofoblast vormt het chorion (buitenste vruchtvlies). 
Chorionvlokken: uitstulpingen waar zuurstof en andere voedingsstoffen uit baarmoederslijmvlies worden opgenomen. 

In embryoblast zijn amnionholte en dooierzak ontstaan. 
Hiertussen ontwikkelt embryo. 


Slide 18 - Tekstslide


Tijdens de innesteling ontstaan in het baarmoederslijmvlies rond het klompje cellen holten, waar het bloed van de moeder doorheen stroomt. De trofoblast vormt het chorion (buitenste vruchtvlies). De holte die door het chorion wordt omsloten heet de chorionholte. Het chorion vormt uitstulpingen die tussen de holten in het baarmoederslijmvlies doorlopen. Via deze chorionvlokken worden zuurstof en voedingsstoffen via diffusie opgenomen uit het baarmoederslijmvlies. De uitstulpingen en holten ontwikkelen zich tot de placenta, een orgaan waarin uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en het bloed van het embryo plaatsvindt.
Intussen heeft ook de embryoblast zich ontwikkeld. In de embryoblast zijn twee holten ontstaan: de amnionholte en de dooierzak. Uit de cellen tussen deze beide holten ontwikkelt zich het embryo.
Het embryo is omgeven met vocht, het vruchtwater, en omsloten door een tweede vlies, het amnion (binnenste vruchtvlies). De vruchtvliezen omsluiten het embryo en het vruchtwater. Het vruchtwater beschermt het embryo tegen schokken en tegen uitdroging
In het embryo, dat nu een gastrula is, differentiëren cellen en wordt een begin gemaakt met de darm. Vervolgens wordt een start gemaakt met het zenuwstelsel in de neurula. Hierna worden de organen gevormd. Ongeveer acht weken na de bevruchting zijn de meeste organen in aanleg aanwezig en vanaf dat moment wordt het embryo een foetus genoemd (zie afbeelding 29).
Na 24 weken is het embryo levensvatbaar buiten de baarmoeder. Daarom is dat in Nederland de grens waarop een zwangerschap nog mag worden onderbroken door abortus.
Embryonale ontwikkeling
Embryo omgeven met vruchtwater en omsloten door het amnion (binnenste vruchtvlies). 

Cellen gaan differentiëren in embryo (gastrula):
1. Begin darm wordt gevormd. 
2. Begin zenuwstelsel wordt gevormd (neurula). 
3. Organen worden gevormd. 

Slide 19 - Tekstslide


Tijdens de innesteling ontstaan in het baarmoederslijmvlies rond het klompje cellen holten, waar het bloed van de moeder doorheen stroomt. De trofoblast vormt het chorion (buitenste vruchtvlies). De holte die door het chorion wordt omsloten heet de chorionholte. Het chorion vormt uitstulpingen die tussen de holten in het baarmoederslijmvlies doorlopen. Via deze chorionvlokken worden zuurstof en voedingsstoffen via diffusie opgenomen uit het baarmoederslijmvlies. De uitstulpingen en holten ontwikkelen zich tot de placenta, een orgaan waarin uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en het bloed van het embryo plaatsvindt.
Intussen heeft ook de embryoblast zich ontwikkeld. In de embryoblast zijn twee holten ontstaan: de amnionholte en de dooierzak. Uit de cellen tussen deze beide holten ontwikkelt zich het embryo.
Het embryo is omgeven met vocht, het vruchtwater, en omsloten door een tweede vlies, het amnion (binnenste vruchtvlies). De vruchtvliezen omsluiten het embryo en het vruchtwater. Het vruchtwater beschermt het embryo tegen schokken en tegen uitdroging
In het embryo, dat nu een gastrula is, differentiëren cellen en wordt een begin gemaakt met de darm. Vervolgens wordt een start gemaakt met het zenuwstelsel in de neurula. Hierna worden de organen gevormd. Ongeveer acht weken na de bevruchting zijn de meeste organen in aanleg aanwezig en vanaf dat moment wordt het embryo een foetus genoemd (zie afbeelding 29).
Na 24 weken is het embryo levensvatbaar buiten de baarmoeder. Daarom is dat in Nederland de grens waarop een zwangerschap nog mag worden onderbroken door abortus.
Embryonale ontwikkeling
Foetus: 8 weken na de bevruchting (als de meeste organen zijn gevormd). 

Na 24 weken is foetus levensvatbaar buiten baarmoeder. 

Dit is de grens voor abortus in NL. 

Slide 20 - Tekstslide

Ongeveer acht weken na de bevruchting zijn de meeste organen in aanleg aanwezig en vanaf dat moment wordt het embryo een foetus genoemd (zie afbeelding 29).
Na 24 weken is het embryo levensvatbaar buiten de baarmoeder. Daarom is dat in Nederland de grens waarop een zwangerschap nog mag worden onderbroken door abortus.
Ontwikkeling placenta
Vanuit embryo groeien bloedvaten naar placenta                 navelstreng. 

Hierdoor uitwisseling van stoffen tussen bloed moeder en kind (door diffusie/ actief transport). 

  • Zuurstof en voedingsstoffen naar embryo.
  • Afvalstoffen naar moeder. 

Slide 21 - Tekstslide

Vanuit het embryo groeien bloedvaten naar de placenta en vormen de navelstreng. In de placenta vertakken de bloedvaten zich tot haarvaten, waardoor uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en het bloed van het kind mogelijk is door diffusie en actief transport. De stoffen die worden opgenomen en afgegeven, passeren hierbij membranen die het bloed van de moeder en het kind gescheiden houden.
Vanuit het moederbloed worden zuurstof en voedingsstoffen (zoals glucose) opgenomen in het embryonale bloed. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen worden door het embryonale bloed afgegeven aan het moederbloed.
Enkele ziekteverwekkers zijn in staat om de membranen te passeren en bij het embryo te komen. Ook voor verschillende stoffen die schadelijk zijn voor de ontwikkeling van het embryo, zoals sommige geneesmiddelen, alcohol, nicotine en drugs, vormen de membranen geen barrière. Vrouwen die tijdens de zwangerschap roken, brengen gemiddeld kleinere kinderen ter wereld dan vrouwen die niet roken. Verder komen ook sommige antistoffen tegen ziekteverwekkers vanuit het moederbloed in het embryonale bloed terecht.
Celdifferentiatie
Cellen van morula zijn embryonale stamcellen
       kunnen ontwikkelen tot alle typen cellen.

Adulte stamcellen kunnen zich in minder verschillende celtypen differentiëren. 

Celdifferentiatie: proces waarbij cellen specialiseren en gaan verschillen in vorm en functie.

 Apoptose: geprogrammeerde celdood (overbodige en ongewenste weefsels verdwijnen zo). 

Slide 22 - Tekstslide

De cellen van de morula zijn embryonale stamcellen en kunnen zich ontwikkelen tot alle typen cellen: cellen van de baby, zoals huidcellen, spiercellen, zenuwcellen, maar ook tot cellen van de trofoblast, zoals chorioncellen en cellen van de placenta. Ook een volwassen mens heeft nog stamcellen, adulte stamcellen. Zo bevat beenmerg stamcellen die kunnen uitgroeien tot verschillende bloedcellen. Adulte stamcellen kunnen zich in minder celtypen differentiëren dan embryonale stamcellen.
In de geneeskunde is stamceltherapie in ontwikkeling. Met behulp van stamcellen hopen onderzoekers manieren te vinden om beschadigde cellen of zelfs hele organen te vervangen.
Tijdens de embryonale ontwikkeling krijgen weefsels en organen hun vorm. Hoe cellen zich ontwikkelen, hangt af van hun plaats in het embryo. Cellen beïnvloeden elkaar door het afgeven van stoffen, waardoor de cellen steeds meer verschillen vertonen. Dit wordt celdifferentiatie genoemd. Alle cellen van een embryo bevatten hetzelfde DNA, maar in elke cel is slechts een deel van het DNA actief. Welke delen actief zijn, hangt af van de plaats waar de cel zich bevindt. Hierdoor ontstaan uiteindelijk verschillende gespecialiseerde cellen, weefsels en organen. Beïnvloeding door cellen uit de omgeving kan er ook toe leiden dat een cel zichzelf laat afsterven. Deze geprogrammeerde celdood heet apoptose. Door apoptose verdwijnen overbodige en ongewenste weefsels. Bij een embryo zitten bijvoorbeeld de vingers en tenen aan elkaar vast met vliezen. De cellen in deze vliezen sterven af via apoptose.
Maak opdracht 50 t/m 54
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HCG
  • Hormoonconcentraties zijn tijdens zwangerschap anders dan tijdens menstruatiecyclus. 

  • Baarmoederslijmvlies wordt niet afgestoten en er is geen ovulatie. 

  • Gele lichaam is eerste 3 maanden actief.
            progresteron en oestrogeen houden baarmoederslijmvlies in stand.  

Slide 24 - Tekstslide

Tijdens de zwangerschap zijn de hormoonconcentraties van de moeder anders dan tijdens de menstruatiecyclus. Er vindt dan ook geen ovulatie plaats en het baarmoederslijmvlies wordt niet afgestoten. De eerste drie maanden is het gele lichaam actief. De geproduceerde progesteron en oestrogeen houden het baarmoederslijmvlies in stand. Progesteron remt via de hypothalamus en de hypofyse de concentratie LH in het bloed. LH kan dus niet het gele lichaam in stand houden. In de trofoblast wordt HCG geproduceerd. De trofoblast ontwikkelt zich onder meer tot de placenta, waarna de placenta de productie van HCG voortzet. HCG heeft dezelfde werking als LH en stimuleert dus het gele lichaam om progesteron en oestrogeen te produceren (zie afbeelding 30).
Na ongeveer drie maanden vergaat het gele lichaam. Daarna neemt de placenta de progesteron- en oestrogeenproductie over. Deze hormonen houden de zwangerschap in stand.
HCG

  • Maar, progesteron remt LH concentratie
              LH kan gele lichaam niet in stand houden. 

  • In trofoblast wordt HCG geproduceerd, later neemt placenta dit over. 
  • HCG heeft dezelfde werking als LH (gele lichaam stimuleren om progesteron en oestrogeen te produceren). 
  • Na 3 maanden neemt placenta de progesteron- en oestrogreenproductie over. 

Slide 25 - Tekstslide

Tijdens de zwangerschap zijn de hormoonconcentraties van de moeder anders dan tijdens de menstruatiecyclus. Er vindt dan ook geen ovulatie plaats en het baarmoederslijmvlies wordt niet afgestoten. De eerste drie maanden is het gele lichaam actief. De geproduceerde progesteron en oestrogeen houden het baarmoederslijmvlies in stand. Progesteron remt via de hypothalamus en de hypofyse de concentratie LH in het bloed. LH kan dus niet het gele lichaam in stand houden. In de trofoblast wordt HCG geproduceerd. De trofoblast ontwikkelt zich onder meer tot de placenta, waarna de placenta de productie van HCG voortzet. HCG heeft dezelfde werking als LH en stimuleert dus het gele lichaam om progesteron en oestrogeen te produceren (zie afbeelding 30).
Na ongeveer drie maanden vergaat het gele lichaam. Daarna neemt de placenta de progesteron- en oestrogeenproductie over. Deze hormonen houden de zwangerschap in stand.
HCG

Slide 26 - Tekstslide

Tijdens de zwangerschap zijn de hormoonconcentraties van de moeder anders dan tijdens de menstruatiecyclus. Er vindt dan ook geen ovulatie plaats en het baarmoederslijmvlies wordt niet afgestoten. De eerste drie maanden is het gele lichaam actief. De geproduceerde progesteron en oestrogeen houden het baarmoederslijmvlies in stand. Progesteron remt via de hypothalamus en de hypofyse de concentratie LH in het bloed. LH kan dus niet het gele lichaam in stand houden. In de trofoblast wordt HCG geproduceerd. De trofoblast ontwikkelt zich onder meer tot de placenta, waarna de placenta de productie van HCG voortzet. HCG heeft dezelfde werking als LH en stimuleert dus het gele lichaam om progesteron en oestrogeen te produceren (zie afbeelding 30).
Na ongeveer drie maanden vergaat het gele lichaam. Daarna neemt de placenta de progesteron- en oestrogeenproductie over. Deze hormonen houden de zwangerschap in stand.
HCG

Slide 27 - Tekstslide

Tijdens de zwangerschap zijn de hormoonconcentraties van de moeder anders dan tijdens de menstruatiecyclus. Er vindt dan ook geen ovulatie plaats en het baarmoederslijmvlies wordt niet afgestoten. De eerste drie maanden is het gele lichaam actief. De geproduceerde progesteron en oestrogeen houden het baarmoederslijmvlies in stand. Progesteron remt via de hypothalamus en de hypofyse de concentratie LH in het bloed. LH kan dus niet het gele lichaam in stand houden. In de trofoblast wordt HCG geproduceerd. De trofoblast ontwikkelt zich onder meer tot de placenta, waarna de placenta de productie van HCG voortzet. HCG heeft dezelfde werking als LH en stimuleert dus het gele lichaam om progesteron en oestrogeen te produceren (zie afbeelding 30).
Na ongeveer drie maanden vergaat het gele lichaam. Daarna neemt de placenta de progesteron- en oestrogeenproductie over. Deze hormonen houden de zwangerschap in stand.
Geboorte
Na ongeveer 9 maanden is de foetus volgroeid. 
  1. Voor bevalling is foetus meestal ingedaald (hoofd is in het bekken gezakt). 
  2. Tijdens zwangerschap trekt baarmoeder samen: weeën
  3. Baarmoedermond moet wijder en korter worden: ontsluiting

Vruchtvliezen kunnen voor of tijdens bevalling breken (vruchtwater komt uit vagina). 

Slide 28 - Tekstslide

Na ongeveer negen maanden is de foetus volgroeid en klaar om geboren te worden. Vaak is de foetus in de laatste weken van de zwangerschap ingedaald. Het hoofd van de foetus is dan in het bekken van de moeder gezakt. Als dit niet is gebeurd voor de bevalling, gebeurt het tijdens de bevalling.
Tijdens de zwangerschap trekt de baarmoeder samen, dit zijn weeën. Pas als deze weeën regelmatig elke paar minuten komen, begint de bevalling. De baarmoedermond moet wijder en korter worden: de ontsluiting. De ontsluiting duurt enkele uren tot dagen en gaat gepaard met pijnlijke weeën. Als de ontsluiting 10 cm is, kan de foetus door de baarmoedermond (zie afbeelding 31).
Na de ontsluiting komt de uitdrijving. De weeën gaan over in persweeën, waarbij de moeder de drang krijgt om mee te persen. Door de persweeën en het persen van de moeder wordt het hoofdje van de foetus door de baarmoederhals geduwd. De baby draait daarbij het hoofdje, zodat het onder het schaambeen van de moeder door kan. Ook de romp van de baby draait op deze manier (zie afbeelding 32). De uitdrijving duurt enkele minuten tot een paar uur. Bij een tweede kind verloopt de bevalling meestal sneller. Gemiddeld is een baby bij de geboorte 50 cm lang en ongeveer 3500 g zwaar.
Soms begint een bevalling met het breken van de vruchtvliezen, maar meestal breken de vruchtvliezen tijdens de ontsluiting of de uitdrijving. Het vruchtwater komt dan uit de vagina.
Na de geboorte is de baby nog via de navelstreng verbonden met de placenta in de baarmoeder. De verloskundige of arts zet klemmen op de navelstreng, waardoor geen bloed uit de navelstreng kan stromen. Daarna wordt de navelstreng doorgeknipt.
De placenta, vruchtvliezen en navelstreng moeten nog worden geboren: de nageboorte. Dit gebeurt meestal binnen een half uur. Nadat de placenta is uitgedreven, trekt de baarmoeder zich samen. Dit helpt om de wond in de baarmoeder te sluiten.
Geboorte
4. Bij ontsluiting van 10 cm kan foetus door baarmoedermond. 
5. Uitdrijving: door persweeën en persen wordt hoofd foetus door baarmoederhals geduwd. 

Na bevalling wordt navelstreng doorgeknipt en wordt de nageboorte geboren (placenta, vruchtvliezen en deel navelstreng). 


Slide 29 - Tekstslide

Na ongeveer negen maanden is de foetus volgroeid en klaar om geboren te worden. Vaak is de foetus in de laatste weken van de zwangerschap ingedaald. Het hoofd van de foetus is dan in het bekken van de moeder gezakt. Als dit niet is gebeurd voor de bevalling, gebeurt het tijdens de bevalling.
Tijdens de zwangerschap trekt de baarmoeder samen, dit zijn weeën. Pas als deze weeën regelmatig elke paar minuten komen, begint de bevalling. De baarmoedermond moet wijder en korter worden: de ontsluiting. De ontsluiting duurt enkele uren tot dagen en gaat gepaard met pijnlijke weeën. Als de ontsluiting 10 cm is, kan de foetus door de baarmoedermond (zie afbeelding 31).
Na de ontsluiting komt de uitdrijving. De weeën gaan over in persweeën, waarbij de moeder de drang krijgt om mee te persen. Door de persweeën en het persen van de moeder wordt het hoofdje van de foetus door de baarmoederhals geduwd. De baby draait daarbij het hoofdje, zodat het onder het schaambeen van de moeder door kan. Ook de romp van de baby draait op deze manier (zie afbeelding 32). De uitdrijving duurt enkele minuten tot een paar uur. Bij een tweede kind verloopt de bevalling meestal sneller. Gemiddeld is een baby bij de geboorte 50 cm lang en ongeveer 3500 g zwaar.
Soms begint een bevalling met het breken van de vruchtvliezen, maar meestal breken de vruchtvliezen tijdens de ontsluiting of de uitdrijving. Het vruchtwater komt dan uit de vagina.
Na de geboorte is de baby nog via de navelstreng verbonden met de placenta in de baarmoeder. De verloskundige of arts zet klemmen op de navelstreng, waardoor geen bloed uit de navelstreng kan stromen. Daarna wordt de navelstreng doorgeknipt.
De placenta, vruchtvliezen en navelstreng moeten nog worden geboren: de nageboorte. Dit gebeurt meestal binnen een half uur. Nadat de placenta is uitgedreven, trekt de baarmoeder zich samen. Dit helpt om de wond in de baarmoeder te sluiten.
Lastig?
Neem eventueel de animatie nog eens stap voor stap door 
of ga verder...

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Maak nu opdracht 54 t/m 64
Klaar?
  • Oefen de Flitskaarten en Test Jezelf van B4

Klaar?
  • Neem de Context Beroep 'Gynaecoloog' door en maak opdracht 65

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesafsluiter B4
1. Je kunt de ontwikkeling van zygote tot volgroeide baby beschrijven.


2. Je kunt beschrijven hoe een zygote zich ontwikkelt tot meercellig organisme door differentiatie van stamcellen en apoptose.

3. Je kunt de fasen van de geboorte beschrijven.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent was je score?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent was je score?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Les 2: Toets Thema 1 bespreken

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies