Je gebruikt may en might om aan te geven dat iets mogelijk is. In veel gevallen kun je zowel may als might gebruiken. Might geeft iets meer onzekerheid aan dan may. Bij een situatie die niet waar is, gebruik je altijd might. Je kunt may en might ook gebruiken als je iets wil vragen. Dit is formeler dan can of could.
Dus: If it wasn’t raining today, I might be happier. (Als het niet regende vandaag, zou ik blijer zijn.)