§2.1 De industriële revolutie

Nederland als industriële samenleving

Hoofdstuk 2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Nederland als industriële samenleving

Hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdvraag H2

Hoe veranderde de Nederlandse samenleving door industrialisatie en economische groei?

Slide 2 - Tekstslide

Check HW opdracht 3 blz 52
Producent of consument?
Waar is jouw kledingstuk gemaakt?
Wat geldt voor jou?

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet jij eigenlijk nog van
de Industriële Revolutie?

Slide 4 - Woordweb

§1.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom Belgie eerder industrialiseerde dan Nederland 
B
Industrie in Nederland
Leerdoel:
Je kunt uitleggen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam 
Begrippen:
Infrastructuur
Afzetgebied
C
Ondernemers en arbeiders
Leerdoel:
Je kunt de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven 
Begrippen:
Arbeidsomstandigheden
Arbeidsdeling
Verstedelijking

Begrippen:
Industriele revolutie

Slide 5 - Tekstslide

Industriële Revolutie
  • Overgang van kleinschalige handmatige productie naar grootschalige machinale productie

  • Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland 

  • Belangrijkste uitvinding?

  • Stoommachine

Slide 6 - Tekstslide

van kleinschalige handmatige productie...
... naar grootschalige machinale productie

Slide 7 - Tekstslide

A Grote economische verschillen
  • 1815: Nederland wordt een koninkrijk o.l.v. Koning Willem I: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • - bestaat uit: Nederland, België en Luxemburg

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

A Grote economische verschillen
Industrie in het zuiden
  • Industriële revolutie: grote verandering in de 18de  en 19de eeuw in West-Europa  door de komst van fabrieken en nieuwe vervoersmiddelen.

  • Rond 1800 industrialiseerde het zuiden van koninkrijk NL (het huidige België)
  • Hier werden stoommachines gebruikt om spin- en weefmachines aan te drijven. 
  • Vanaf 1830 werden veel spoorwegen aangelegd, voor vervoer van goederen en grondstoffen.

Slide 10 - Tekstslide

A Grote economische verschillen
Handel en landbouw in het Noorden
Rond 1800 was er nauwelijks industrie in het noorden door:
  • Ondernemers hadden geïnvesteerd in windmolens en watermolens ==> overstappen op stoomkracht was te duur.
  • Nog geen steenkool beschikbaar.
  • Tot 1860 waren er weinig spoorlijnen, hierdoor was aanvoer van bv steenkool erg duur.
  • Weinig vraag naar producten.

Slide 11 - Tekstslide

A Grote economische verschillen
Koning Willem I
Willem I wilde van zijn land een moderne industriële samenleving maken, maar België is  ontevreden:​ 
  • Godsdienstvrijheid + gelijkheid in geloof --> de machtige katholieke kerk in het zuiden was tegen die gelijkstelling. ​ 
  • Samenvoeging staatsschulden​ 
  • België had betere economie --> door industrialisatie​ 
  • Verdeling volksvertegenwoordigers oneerlijk​ 
--> 1839: België onafhankelijk

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

timer
15:00
Veel succes!
AAN DE SLAG!
Wat?
Maken: vraag 1 t/m 5 op blz. 55
Waarom?
Zo begrijp je de leerdoelen beter
Hoe?
Lees de teksten, maak de vragen
Hulp?
Rood= stilte, geen vragen
Oranje= stilte, je mag vragen stellen aan mij
Groen= zachtjes overleggen
Klaar?
Lees anders blz. 56 alvast door

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

§1.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom Belgie eerder industrialiseerde dan Nederland 
B
Industrie in Nederland
Leerdoel:
Je kunt uitleggen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam 
Begrippen:
Infrastructuur
Afzetgebied
C
Ondernemers en arbeiders
Leerdoel:
Je kunt de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven 
Begrippen:
Arbeidsomstandigheden
Arbeidsdeling
Verstedelijking

Begrippen:
Industriele revolutie

Slide 16 - Tekstslide

B Industrie in Nederland
De maatregelen van Willem I
  • Voor industrialisatie  heb je infrastructuur nodig(wegen, spoorlijnen, waterwegen)
  • ==> voor vervoer van grondstoffen en eindproducten
  • Willem I investeerde veel in infrastructuur (koning koopman)
  • Willem I liet kanalen graven
  • 1839: eerste trein tussen Amsterdam en Haarlem
  • Rond 1830 werden eerste textielfabrieken in Twente opgericht door Britse en Belgische fabrikanten. 
  • In Twente: lage lonen en kennis over weven
  • ==> vanaf 1860 komt industrialisatie van Nederland op gang

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

B Industrie in Nederland
De oorzaken van de industrialisatie
De groei van de industrie vanaf 1860 had een aantal oorzaken:

  1. Regering investeerde nog meer in de infrastructuur. Betaald met inkomsten uit Nederlands-Indie. 
  2. Vraag naar producten nam toe. Belasting omlaag, meer geld over om te besteden.
  3. Kolonie was een belangrijk afzetgebied voor katoenen stoffen. 

Slide 19 - Tekstslide

timer
15:00
Veel succes!
AAN DE SLAG!
Wat?
Maken: vraag 6 t/m 10 op blz. 57
Waarom?
Zo begrijp je de leerdoelen beter
Hoe?
Lees de teksten, maak de vragen
Hulp?
Rood= stilte, geen vragen
Oranje= stilte, je mag vragen stellen aan mij
Groen= zachtjes overleggen
Klaar?
Lees anders blz. 58 alvast door/maken blz 46/47 H1

Slide 20 - Tekstslide

§1.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom Belgie eerder industrialiseerde dan Nederland 
B
Industrie in Nederland
Leerdoel:
Je kunt uitleggen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam 
Begrippen:
Infrastructuur
Afzetgebied
C
Ondernemers en arbeiders
Leerdoel:
Je kunt de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven 
Begrippen:
Arbeidsomstandigheden
Arbeidsdeling
Verstedelijking

Begrippen:
Industriele revolutie

Slide 21 - Tekstslide

C Ondernemers en arbeiders
Arbeidsomstandigheden
Met de komst van fabrieken kwamen er andere, veel slechtere arbeidsomstandigheden
  • Lage lonen ==> hierdoor veel vrouwen- en kinderarbeid.
  • Lange werkdagen van 10 tot 14 uur
  • Ongezond werk
  • Onveilig werk
  • Eentonig werk, machines bepalen het werktempo, er was arbeidsdeling
  • Arbeiders waren afhankelijk van fabrieksbaas ==> die kon zomaar iemand ontslaan
  • Er waren geen wetten die arbeiders beschermden. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

timer
15:00
Veel succes!
AAN DE SLAG!
Wat?
Maken: vraag 11 t/m 15 op blz. 59
Waarom?
Zo begrijp je de leerdoelen beter
Hoe?
Lees de teksten, maak de vragen
Hulp?
Rood= stilte, geen vragen
Oranje= stilte, je mag vragen stellen aan mij
Groen= zachtjes overleggen
Klaar?
Lees anders blz. 60 alvast door/maken blz 46/47 H1(met potlood) + Mindmappen

Slide 24 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 25 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 26 - Open vraag